Vlaamsche Concentratie

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

was vanaf 1935 de naam voor de idee en de beweging die streefde naar de hergroepering van alle katholieke Vlamingen.

De bezieling ging uit van het weekblad Nieuw Vlaanderen dat een grote aantrekkingskracht uitoefende op intellectuelen die balanceerden tussen de katholieke partij en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Het op 17 augustus 1935 verschenen artikel "De concentratie der Vlaamse strijdkrachten op de federale gedachte" vond veel gehoor, ook in de Katholieke Vlaamsche Landsbond (KVL) waar radicale ideeën, die afweken van Frans van Cauwelaerts visie, voortgang hadden geboekt en waar de federale gedachte, nauw verbonden met de kansen van de concentratie, veld had gewonnen. Nieuw Vlaanderen vond verder veel gehoor in het Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond (KVOHV) dat op 8 maart 1936 werd heropgericht.

De zware nederlaag van de katholieke partij en de winst van VNV en Rex bij de parlementsverkiezingen van 24 mei 1936 brachten de Vlaamsche Concentratie in een stroomversnelling.

Sedert de verkiezingen was er trouwens onder invloed van buitenlandse ontwikkelingen een verschuiving in de concentratie-beweging merkbaar. Enerzijds haakte de concentratie, na de overwinning van het linkse Volksfront in Spanje en Frankrijk, in op het groeiende anticommunisme. Anderzijds oefende de 'revolutie van rechts' een grote aantrekkingskracht uit op de Vlaamsche Concentratie, die de klemtoon legde op een christelijke en volkse orde.

Symptomatisch voor het aldus ontstane klimaat was de totstandkoming van bestuurscoalities tussen de katholieke partij en het VNV in drie provincies. In de intern verdeelde katholieke partij drukten bovendien vele Vlaamsgezinden de wens op een eigen Vlaams partijleven uit, zij het in verschillende gradaties. Voor Nieuw Vlaanderen was de federalisering van de katholieke partij de eerste stap in de richting van een Vlaamsche Concentratie. Daartoe werd nadrukkelijk opgeroepen, onder anderen door Gaston Eyskens in De Standaard van 3 juni 1936.

Het op 19 juli 1936 in Leuven georganiseerde Congres vormde een eerste hoogtepunt van de Vlaamsche Concentratie. De oproep dateerde van 8 juli 1936 en was ondertekend door Albert Bouweraerts (voorzitter van de KVL) en Hendrik J. van de Wijer (voorzitter van het KVOHV). Ze verscheen in het 11 juli-nummer van Nieuw Vlaanderen. Aan VNV-zijde reageerde men gematigd positief op deze oproep. Tijdens de landdag 12 juli 1936 wees Staf de Clercq op de mogelijkheid van een uitbreiding van het Vlaamsch Nationaal Blok tot een breder front. Voor de gematigde vleugel (onder meer Hendrik Elias, Gerard Romsée en Hendrik Borginon) was het een piste om het VNV aansluiting te geven bij het politieke centrum.

Het Leuvense congres met Van de Wijer als voorzitter en Richard van Cauteren als secretaris kende een enthousiast verloop. Als sprekers traden op Paul-Felix Beeckman, Eyskens, Fernand van Goethem, Edgar de Bruyne, Karel Devriendt (uit naam van de jeugd), Leo Delwaide, Hendrik Elias, Bouweraerts en Frantz van Dorpe (als lid van het Verdinaso). Het Leuvense congres riep op "een machtsconcentratie op organische grondslag op te richten tussen de Vlaamse politieke, economische, sociale en culturele formaties tot de gemeenschappelijke verdediging van het Vlaamse volksbestaan en het opbouwen van een christelijke en volkse orde in Vlaanderen". De congresbesluiten beperkten zich tot de eis voor Vlaamse zelfstandigheid door de splitsing van de bestuurlijke diensten en de sociale en economische instellingen. Concreet werden ook de opheffing van het Frans-Belgisch Militair Akkoord en amnestie voor de activisten geëist.

Na het congres werd een leidingscomité samengesteld uit Van de Wijer (voorzitter) met Bouweraerts, Eyskens, Van Goethem, Devriendt, De Bruyne, Van Cauteren, Delwaide en Paul Orban, Elias, Beeckman en Romsée en Frans Daels, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité. Naast enkele Leuvense professoren waren er dus politici van de katholieke partij (Delwaide en Orban) en het VNV (Elias en Romsée). Het Verdinaso was niet meer vertegenwoordigd.

Voor Nieuw Vlaanderen van 25 juli betekende dit alles de stichting van het "Vlaamsche Volksfront".

Bij de katholieken was de geestdrift noch algemeen noch blijvend: de groep-Elckerlyc onder aanvoering van Van Cauwelaert reageerde aanvankelijk gunstig en trad tot het Volksfront toe. Vanaf eind juli ontstonden er echter meningsverschillen met hoofdredacteur De Bruyne.

Voorbehoud of tegenwerking was er van de christelijke arbeidersbeweging en van de zijde van vooral oudere katholieke politici. Het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond (ACW) was afwijzend wat de federale maar vooral wat de corporatieve strekking (corporatisme) van het congres betrof. Vanuit katholieke hoek werd weliswaar op een concentratie aangedrongen, maar vanuit een ander perspectief. Dat bleek op het zesde Katholiek Congres van Mechelen dat van 10 tot 13 september 1936 door de Belgische bisschoppen werd bijeengeroepen en waaraan ook nationalisten en rexisten deelnamen. Minister Edmond Rubbens bepleitte er een concentratie in het kader van de terugkeer naar die ene grote katholieke partij.

In het VNV was er vooral bij de Diets- en autoritairgezinden weerzin te bespeuren. Hun totalitaire opvattingen stonden een samenwerking met 'andersdenkenden' in de weg. Toen leider De Clercq ook deze kaart trok, onder invloed van onder meer priester Odiel Spruytte, werd de concentratie-idee begraven, ondanks de pogingen van de gematigde VNV-leiders om ze warm te houden. Ook Van Severen wees de concentratie af. Hij eiste de integrale overname van het Verdinaso-programma en bleef trouw aan zijn totalitair project.

De Vlaamsche Concentratie werd ook gehinderd door de regeringsconstellatie van dat ogenblik. De katholieken maakten deel uit van de regering van nationale unie, die door het VNV en Rex werd bestreden. Voor veel nationalisten was de concentratie de hefboom om de regering-Paul van Zeeland te doen vallen. Dat was ook het doel van Gustaaf Sap en De Standaard, die op een eigenzinnige wijze streefden naar een rechtse concentratie, waaraan ook Rex zou deelnemen. Het afsluiten van het akkoord, op 4 oktober 1936, tussen het VNV en Rex, dat door Nieuw Vlaanderen en De Standaard werd toegejuicht, bezwaarde de toenadering tussen katholieken en Vlaams-nationalisten.

Na de bekendmaking van het akkoord VNV-Rex probeerde de katholieke partij het initiatief terug in handen te nemen. De oprichting, op 11 oktober, van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV), binnen het nieuwe Blok der Katholieken van België, ging gepaard met de verklaring dat ze "de ruimst mogelijke concentratie (wilde) bewerken van alle gezonde volkskrachten in Vlaanderen, op een ondubbelzinnige Vlaams-nationale en christelijke grondslag". Voorzitter van het voorlopig directorium was Alfons Verbist, die al in 1924 had aangedrongen op samenwerking tussen katholieke nationalisten en niet-nationalisten in de KVL. Tot het directorium behoorde verder Eyskens van Nieuw Vlaanderen. De KVV hoopte dat in de geest van de congressen van Leuven en Mechelen "een basis voor krachtdadige en loyale samenwerking zal kunnen worden gevonden in een grote politieke formatie, waarin zich zullen verenigen degenen die in Vlaanderen een nieuwe orde willen bouwen op christelijke, Vlaams-nationale en volkse grondslag", aldus het manifest van 17 oktober. Op uitnodiging van de KVV volgden onderhandelingen met gematigde leden van het VNV (Borginon, Elias, Romsée), die de grondslag moesten leggen van een christelijke Vlaamse volkspartij, wat op 8 december 1936 tot het Beginselakkoord KVV-VNV leidde. Zij die tevoren het Congres van de Vlaamsche Concentratie met argwaan hadden bekeken, waren ook nu terughoudend en zelfs afwijzend. In de christelijke arbeidersbeweging had intussen ook de stichting van Arbeidsorde kwaad bloed gezet. Dat initiatief werd beschouwd als een aanslag op de confessionele sociale organisaties en vormde mee de aanleiding voor de Kerstbrief van de Belgische bisschoppen waarin autoritaire strekkingen werden veroordeeld.

De Vlaamsche Concentratie, die tot een volksbeweging had moeten leiden, bloedde dood aan tegenstellingen tussen en binnen de partijen in plaats van deze mee te sleuren. In 1937 en 1938 werden nog gesprekken gevoerd tussen politici van beide partijen, op initiatief vooral van het KVOHV en van Nieuw Vlaanderen, maar het klimaat en het enthousiasme waren er niet meer. Wel boden de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1938 de gelegenheid tot plaatselijke coalities tussen katholieken, Vlaams-nationalisten en soms ook rexisten. In een honderdtal Vlaamse gemeenten dongen deze zogenaamde concentratielijsten naar de gunst van de kiezer. Ook in de landspolitiek kan men samenwerking vaststellen tussen VNV en KVV (onder andere inzake amnestie), maar dit alles betekende allerminst een verwezenlijking van de geplande eendrachtige concentratie. De concentratie echode nog na in sommige pogingen tot vorming van een eenheidsfront in 1940 en 1941.

Literatuur

H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse beweging 1914-1939, IV, 1969; 
E. Gerard, De katholieke partij in crisis. Partijpolitiek leven in België (1918-1940), 1985; 
L. Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging, III, 1989; 
G. Eyskens, De memoires, 1993; 
B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.

Auteur(s)

Emmanuel Gerard