Vlaamsche Bond

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

opgericht begin 1901 aan het atheneum te Antwerpen om de toepassing van de taalwet-Edward Coremans-Julius de Vigne inzake het officieel middelbaar onderwijs (1883) te beijveren, de Vlaamse belangen te verdedigen en de scholieren intellectueel te vormen.

De eerste leiders waren A. van Geertruyden en Hendrik Picard. De Bond sloot zich in mei 1901 aan bij de Vlaamsche Leerlingenbond der Athenea van België met als orgaan Jong Leven en beleefde zijn grootste bloei onder voorzitter A. van Laar (1905, honderd leden). Van 1904 af had de Vlaamsche Bond de leiding over het Algemeen Verbond der Vlaamsche leerlingen der Belgische gestichten van het Middelbaar Onderwijs (de Vlaamsgezinde koepel van scholierenbonden van het rijksonderwijs) en in 1905-1906 kreeg de Bond de redactie en het beheer van De Goedendag. Om het grote kastekort te vullen reisden R. de Bock, J. de Rudder en anderen het land af met een poppenspel (Gent, Mechelen, Leuven).

De Vlaamsche Bond kwam vaak in conflict met de schooldirectie. Zo mocht er niet meer buitenschools vergaderd worden (1903), ook niet meer in het atheneum bijeengekomen worden (1904) en werd voorzitter De Bock na een interne ruzie over het voorzitterschap korte tijd uitgesloten. Begin 1907 werd De Bock geschorst nadat hij een artikel in De Goedendag schreef over de verfransing van het atheneum (het geval- D'Hoedt). De volgende prefect Camiel Libbrecht (sinds oktober 1908) was meer Vlaamsgezind, woonde elke vergadering bij, maar censureerde de voordrachten in katholieke en vaderlandslievende zin. In maart 1909 namen De Goedendag en voorzitter R. Baseleer daartegen stelling en in juni 1909 zou ook het tijdschrift Rechtuit kritiek uiten op de onderwijsmethodes van de prefect. Uiteindelijk moest deze onder druk van de polemiek in de pers toegeven.

De Bond was vooral cultureel actief (muziek, uitstapjes, lezingen over literatuur, kunst, wetenschap en politiek) en beschikte over een eigen bibliotheek. In januari 1911 vierde de Bond zijn vijfentwintigjarige bestaan (gerekend vanaf de stichting van de Vlaamsche Kring in 1886). Ter gelegenheid daarvan bezochten H. Cox en K. Mayer in 1911-1912 alle bij het Algemeen Verbond aangesloten kringen om er de plaatselijke werking te bevorderen en te coördineren. In 1913 kwam de Bond terug in een crisisperiode. Er waren geen kandidaten voor het voorzitterschap. Een radicale groep wilde zowel de Vlaamsche Bond, het Algemeen Verbond als De Goedendag opdoeken. Robert van Genechten kon dit voorkomen en de Bond zou in 1914 het congres van Jong-Vlaanderen te Antwerpen organiseren. In juni 1914 verbood perfect Loos twee lezingen, wat tot groot protest leidde. Deze nieuwe aanval op de Bond vermeed nieuwe interne conflicten. Toen Loos eind 1915 uiteindelijk de Bond verbood, richtten oud-leerlingen de vroegere Vlaamsche Kring terug op. Begin 1918 mocht de Bond onder een nieuw bestuur (met voorzitter H. Wigand) terug vergaderen in het atheneum. In mei 1920 nam de Bond de in 1918 ontstane groep Carolus op. Vanaf 1921 fungeerde de Bond als oud-leerlingenbond en ontstond een nieuwe jongerengroep, Ontwikkeling.

Literatuur

 Jong Leven (1901-1903); 
De Goedendag (1901-1925); 
O. de Smedt, De Vlaamsche Bond en zijn voorgangers, 1954.

Auteur(s)

Sandra Maes