Vlaamsch en Vrij (1893-1897)
geïllustreerd literair weekblad, verschenen van 1893 tot 1897, eerst te Brussel onder leiding van uitgever en hoofdredacteur Johan Ramaekers (1893-1894), daarna te Antwerpen onder redactie van Lode Opdebeek (1895-september 1897).
In zijn beginfase moet het blad worden gesitueerd in het milieu van het Brussels radicaal flamingantisme in de eerste helft van de jaren 1890, met name in dat van de Vlaamsche Volkspartij. Ramaekers was trouwens ook de uitgever van De Stem en van het politieke zusterblad Vlaamsch en Vrij (1893;1894-1895), de opeenvolgende organen van de Vlaamsche Volkspartij. Op zijn beurt was Maurits Josson, leidende figuur in de Vlaamsche Volkspartij, in 1894 als 'algemeen beheerder' bij het literaire weekblad betrokken.
Vlaamsch en Vrij wilde, zoals zijn titel zegt, allereerst Vlaamsgezind zijn en boven de partijtegenstellingen staan. Het blad nam zich voor, op een bevattelijke manier Vlaams artistiek en politiek nieuws onder het volk te verspreiden en zijn kolommen open te stellen voor alle overtuigde Vlamingen die er met essays of scheppend literair werk de verheffing van het Vlaamse volk wilden nastreven. Typisch zijn daarom ook de van de tweede helft van de eerste jaargang af tot het eind toe regelmatig verschijnende artikels op de voorpagina, "Onze Mannen", waarin Vlaamse figuren uit de toenmalige actualiteit bij het publiek werden ingeleid. In de rubrieken "Uit 't Vlaamsche kamp" en "Vlaamsch leven" werd ruime aandacht besteed aan de activiteiten van De Vlaamsche Wacht van Brussel en Antwerpen, het Nationaal Vlaamsch Verbond, de Vlaamsche Volksraad, de Vlaamsche Volksbond en de Vlaamsche Volkspartij. Zo stelde het blad zich duidelijk op als een verdediger van de Brusselse flaminganten die streefden naar samenwerking tussen katholieke en liberale Vlaamsgezinden. Onder de medewerkers van de eerste twee jaargangen noemen we: Emanuel Hiel, L. Buyst, Hubert Melis, Reimond Stijns, Edm. de Geest, Lode Opdebeek, Theophiel Coopman, F. Stockmans, Omer Wattez, Camille Huysmans, Emiel T'Sjoen, Prosper van Langendonck (1862-1920), Victor Resseler en Karel van de Woestijne.
Begin 1895 werd de redactie overgenomen door Opdebeek, die het blad van Antwerpen uit verspreidde, bijgestaan door redactiesecretaris Melis en een redacteur-wetenschappen Julius de Cock. Met Jan Boucherij, hoofdredacteur van De Vlaamsche Kunstbode, sloot hij een samenwerkingsakkoord. Opdebeek gaf het geheel een hoofdzakelijk culturele allure. Voortaan was Vlaamsch en Vrij een geïllustreerd weekblad, gewijd aan kunst, letteren en wetenschappen, dat behalve de strijd voor de Vlaamse belangen vooral de "ondersteuning der jonge Zuid-Nederlandsche letterkunde" beoogde. Tot de jonge auteurs die zo aan bod kwamen, behoorde onder meer Stijn Streuvels, die er de aandacht van de medewerkers van Van Nu en Straks trok.
Na opnieuw twee jaar verloor Vlaamsch en Vrij zijn creatief elan. Het werd opnieuw wat het oorspronkelijk was: een informatief blad met nog enig cultureel nieuws, maar waarin vooral en steeds heftiger polemiserend de Vlaamse strijd centraal stond. De onafhankelijke Vlaamse strekking vond niet overal bijval en zo werd bijvoorbeeld het liberale weekblad De Zweep een geduchte tegenstander. De tegenkanting schijnt gevolgen te hebben gehad voor de bereidheid tot medewerking van een aantal auteurs en op het aantal abonnees. Het laatste nummer verscheen in september 1897. De redactie was nog steeds in handen van Opdebeek en Melis, de directie berustte bij August Monet.
Literatuur
M. Carlier en A. Deprez, Vlaamsch en Vrij (1893-1897) (Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de negentiende eeuw, II, nr. 23, 1989).
Verwijzingen
zie: Hector Plancquaert, taalpolitiek en -wetgeving.