Vlaams Onderwijscentrum Brussel (VOC)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

vereniging zonder winstoogmerk opgericht op 16 mei 1967, onder anderen door de Antwerpse burgemeester Lode Craeybeckx, minister Hendrik Fayat, Aelbrecht Peerenboom en Aloïs Gerlo.

Craeybeckx, bezorgd om de situatie van de Nederlandse taal in Brussel, lanceerde in 1967 een campagne ter ondersteuning ervan. Hij riep een conferentie van Vlaamsgezinde burgemeesters van de Antwerpse agglomeratie samen, die een motie aannamen waarin scherp geprotesteerd werd tegen de Brusselse taaltoestand. Deze motie werd onder invloed van Craeybeckx ondertekend door 700 Vlaamse burgemeesters. Dit initiatief vormde een belangrijke stimulans voor de oprichting van het VOC dat een politiek en levensbeschouwelijk heterogeen gezelschap bij elkaar bracht, afkomstig uit verschillende verenigingen: Davidsfonds, August Vermeylenfonds, Willemsfonds, Vlaamse Toeristenbond – Vlaamse Automobilistenbond (VTB-VAB), Bond van Grote en van Jonge Gezinnen, Vlaams Economisch Verbond, Verbond van de Vriendenkringen van de Rijksscholen en het Verbond van het Nederlandstalige Onderwijs.

Volgens de oprichtingsstatuten wilde het VOC het Nederlandstalig onderwijs promoten en verdedigen in en rond het arrondissement Brussel-Hoofdstad. Dit doel werd in 1988 verruimd tot het verstevigen van de band tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Vlaamse Gemeenschap.

Het permanente secretariaat onder leiding van Gijs Garré startte zijn werkzaamheden op 1 april 1968. Het voorzitterschap werd tot 1972 waargenomen door Karel Gryseels, waarna Y. Bützler-Vanneste en later Frans Schellens de fakkel overnamen. Voor de financiering van de organisatie werd aanvankelijk beroep gedaan op een aantal Vlaamse gemeentebesturen, onder de door Craeybeckx gelanceerde slogan "één frank per inwoner". Ook de provinciebesturen verschaften financiële steun, naast de giften van Vlaamse verenigingen en particulieren. In 1972 bedroegen de totale inkomsten 3.000.000 frank. Dat jaar werd echter een wet gestemd die de ondergeschikte besturen verbood financiële steun te verschaffen aan verenigingen in een ander taalgebied. Deze maatregel ontnam het VOC haar voornaamste bron van inkomsten. Craeybeckx mobiliseerde daarop de grote Vlaamse verenigingen, die via een parlementaire actie een regeling wisten te bekomen: vanaf 1973 ontving het VOC een jaarlijkse subsidie van het ministerie van onderwijs en permanente vorming. Daarnaast blijft de vereniging een beroep doen op privé-giften en sponsoring.

Op 11 december 1973 ondertekende het VOC samen met de Agglomeratieraad voor het Plaatselijk Sociaal-Cultureel Werk (APSKW), de Agglomeratieraad van de Nederlandstalige Jeugd (ANBJ) en het Contact- en Cultuurcentrum Brussel een protocolakkoord met de Nederlandse Commissie voor de Cultuur van de Brusselse Agglomeratie (NCC). Dit betekende dat de NCC en het VOC nauwer gingen samenwerken. De NCC nam de financiële last van de VOC-promotiecampagne op zich, opdat het VOC zich meer kon toeleggen op de inhoudelijke verbetering van het onderwijs. In 1974 werd de raad van beheer uitgebreid met vertegenwoordigers van het rijks-, het provinciaal, het gemeentelijk en vrij gesubsidieerd onderwijs, naast afgevaardigden van de APSKW en de ANBJ. In 1978 volgde een nieuwe uitbreiding, ditmaal met vertegenwoordigers van het Karel Bulsfonds en van de Vereniging Algemeen Nederlands.

De activiteiten van het VOC zijn velerlei. Prioritair staat de informatieverschaffing: het VOC geeft naast diverse brochures elk jaar een Gids der Nederlandstalige Scholen in Brussel- Hoofdstad uit. Gestart als een klein krantje, groeide deze gids snel uit tot een uitgebreid boekwerk, waarin een overzicht van de Brusselse onderwijswereld wordt gegeven. In 1992 (25ste uitgave) werd de gids uitgebreid met een overzicht van het Vlaamse gemeenschapsleven en het sociaal-cultureel aanbod en werd de titel gewijzigd in Gids voor het Nederlandstalig Onderwijs te Brussel. Een ander bekend initiatief waren de affichecampagnes in de Brusselse metro (1969-1975). Sinds 1994 verspreidt het VOC ook een brochure in de lagere scholen over het secundair onderwijs. De kwalitatieve verbetering van het Nederlandstalig onderwijs is naast de informatieopdracht een tweede belangrijke doelstelling. Het VOC organiseerde in dat verband openluchtklassen en diverse pedagogische uitstappen, en ondersteunt gelijkaardige initiatieven van andere verenigingen. Ten slotte speelt het VOC ook de rol van vertegenwoordiger van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en verdedigt het zo de belangen ervan bij de bevoegde instanties. Sinds de jaren 1990 organiseert het VOC studiedagen en symposia omtrent het probleem van de taalverwerving in scholen en stimuleert het wetenschappelijk onderzoek (in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel).

Het VOC leunt nauw aan bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC): het ontvangt zowel toelagen als bijzondere opdrachten van de VGC, VOC-directeur Garré is voorzitter van de adviescommissie onderwijs binnen de VGC en in september 1997 werd in opdracht van de VGC binnen het VOC een Nascholingscentrum Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht waarbinnen alle onderwijsnetten vertegenwoordigd zijn.

In 1970 ontving het VOC de eerste grote prijs van de Orde van den Prince en de Visser-Neerlandia Prijs, in 1983 de Jozef van Overstraetenprijs van de VTB-VAB.

Het VOC pleit tegen de onverschilligheid van Vlaanderen aangaande Brussel, die volgens de vereniging sterk is toegenomen. Ter versteviging van de band Brussel-Vlaanderen geeft het VOC sinds 1995 het driemaandelijks tijdschrift VOC-nieuws uit, dat in heel Vlaanderen verspreid wordt.

Literatuur

'Vlaams onderwijscentrum Brussel moet beloofde werkingstoelagen krijgen', in De Nieuwe Gazet (15 juni 1973); 
L.M., 'Tien jaar Vlaams Onderwijscentrum Brussel', in De Nieuwe Gids (10 juni 1977); 
'Vlaams Onderwijscentrum Brussel erg teleurgesteld door regeerakkoord. Slechts één zinnetje over Nederlandstalig onderwijs', in De Nieuwe Gazet (11 juni 1977); 
A. Eeckhout, 'Brusselse scholen krijgen gratis lessenpakket rond taaltoestand', in De Standaard (19 februari 1987); 
G. Fonteyn, 'Brusselaars zijn lastposten', in De Standaard (21 april 1987); 
'Vlaamse scholen mogen Brussel niet loslaten', in Gazet van Antwerpen (14 mei 1987); 
S. Parmentier, Vereniging en identiteit. De opbouw van een Nederlandstalig sociaal-cultureel netwerk te Brussel (1960-1986) (Taal en Sociale Integratie, nr. 10, 1988).

Auteur(s)

Nico Wouters