Vlaams Nationaal Zangfeest
jaarlijkse bijeenkomst van Vlamingen die volksliederen zingen, ondersteund door orkest, koren en dansvoorstellingen.
Van 1933 tot 1997 werden er 60 zangfeesten georganiseerd, van 1953 af meestal in het Sportpaleis in Antwerpen, met uitzondering van de edities van 1937 (Brussel), 1938 (Gent), 1939 (Brugge), 1941-1942 (Brussel), 1948 (Kortrijk), 1949 (Turnhout), 1951 (Gent), 1952 (Brussel). Sinds 1996 worden de feesten in Flanders Expo te Gent gehouden.
Na de lectuur van Herman Baccaerts werk over Peter Benoit, waarin een hoofdstuk gewijd werd aan de organisatie van nationale muziekfestivals, besloot Willem de Meyer in 1926 het werk van alle Vlaamse componisten die volksliederen hadden geschreven of nog zouden schrijven onder de massa te brengen door middel van zangfeesten. Hij spiegelde zich hierbij aan wat Benoit en Emiel Hullebroeck in Vlaanderen, Henri Borel in Bretagne en Noord-Nederlandse cabaretzangers voor de popularisering van het volksliedrepertoire hadden verwezenlijkt.
De Meyer wist door middel van het organiseren van volkszangavonden een sterk groeiende belangstelling voor de volkszang op te wekken. Belangrijk was ook de stichting van verscheidene zangroepen en koren, zoals Kunst en Vermaak uit Borgerhout, 't En zal in Lier, het Vlaams Nationaal Gemengd koor in Mechelen en Vri Vlaems, Jong Vlaems in Sint-Niklaas. De Meyer werd tevens aangemoedigd in zijn initiatieven door kunstenaars en intellectuelen waaronder Karel Peeters.
Onder leiding van De Meyer en Jef van Hoof werd de basis gelegd voor het eerste Nationaal Zangfeest dat plaatsvond op 9 juni 1933, onder leiding van Peeters. De Vlaamsch-Nationale Radiovereeniging (VLANARA) en De Schelde (1919-1936) speelden een belangrijke rol in het propageren van deze eerste nationale bijeenkomst. Het tweede zangfeest (1 juli 1934) werd onder de aandacht gebracht door de eerste propagandanummers van het pas opgerichte actiecomité Vlaamsch-Nationale Zangfeesten. Met de oprichting van een overkoepelend orgaan in 1935 werden de zangfeesten geïnstitutionaliseerd teneinde het groeiende succes met een strakkere organisatie, een systematischere opzet en een ruimer propaganda in goede banen te leiden.
Ondanks de aanhang van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) in het bestuur van de Vlaams Nationale Zangfeesten en de steeds duidelijkere politieke manifestatie van het VNV na 1936, zorgde de steun van het Verbond van Vlaamsche Cultuurkringen en de lokalisatie van het vierde zangfeest in Brussel voor een toenadering tussen gematigde en radicale Vlamingen rond het Zangfeest. Van Hoof weigerde toen echter nog langer te dirigeren, wellicht omdat men vanaf 1937 zoveel mogelijk trachtte dirigenten hun eigen liederen te laten dirigeren.
In 1938 werd de vereniging zonder winstoogmerk Vlaamsch Nationale Zangfeesten verruimd tot het Vlaamsch Nationaal Zangverbond, die de organisatie van de zangfeesten voortzette. Inmiddels trachtte ook de katholieke beweging vat te krijgen op de groeiende zangbeweging. Toen de samenwerking hechter werd besloot de Katholieke Vlaamsche Radio Omroep het Zangfeest uit te zenden wat tot een conflict leidde met VLANARA. Niettemin vonden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zowel VNV'ers, leden van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) en zelfs mensen uit linkse flamingantische middens hun gading op de zangfeesten.
Het achtste zangfeest werd verhinderd door de oorlogsperikelen. De zangfeesten in de bezetting programmeerden voornamelijk mars- en stapliederen en baadden in een sfeer van culturele collaboratie. Er ontstond naar aanleiding van het 9de zangfeest in 1942 toch enige wrijving met de bezetter toen Hendrik Elias in zijn rede op het Zangfeest de eigenheid en autonomie van Vlaanderen sterk beklemtoonde. Ook de scherpe passages in het voorwoord dat Hendrik Borginon voor de programmabrochure geschreven had ("het recht om ons zelf te zijn, geen knechten, geen sleepdragers van wie ook") werd gecensureerd en vervangen door een toespraak van Jan Brans. Na 1944 was de toestand zodanig geëvolueerd, dat men alle activiteiten moest staken.
Toen in 1947 het Vlaamsch Nationaal Zangverbond vervangen werd door het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ), werden de zangfeesten gewoon doorgenummerd. De eerstvolgende zangfeesten waren echter weinig populair ten gevolge van het naoorlogse klimaat. Getracht werd de zangfeesten een nieuw elan te geven door middel van vernieuwing inzake inhoud, thema, vormgeving, omkadering door herdenkingsplechtigheden en het zoveel mogelijk betrekken van aanverwante groepen.
Wat de inhoud betreft werd de nieuwe reeks zangfeesten vooral bedoeld als een constante factor van bewuste stellingname inzake V.B. In de rede van de voorzitter werd stelling genomen rond belangrijke knelpunten van de Vlaamse problematiek, zoals amnestie, federalisme, 'Leuven Vlaams', de grendelgrondwet, zelfbeschikkingsrecht voor Vlaanderen. Het ANZ werkte ook nauw samen met organisaties zoals het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens. Toen Richard Celis in 1987 voorzitter werd, kwamen ook thema's als armoede, milieuproblemen en de Golfoorlog aan bod, wat echter door Vlaams-radicalen als weinig relevant voor de Vlaamse strijd werd beschouwd. Algemeen kan men stellen dat op inhoudelijk vlak steeds meer de nadruk gelegd werd op het cultureel-politieke en steeds minder op concrete strijdpunten van de V.B. De motto's van enkele zangfeesten kunnen dit verduidelijken: "Weer u scherp" (1956); "Wij zijn een volk" (1960); "Federalisme-Vlaanderen leeft" (1961); "Geen gebiedsroof" (1963); "Limburg" (1968); "Brussel" (1969); "Vlaanderen, een land zonder grenzen" (1970); "Federalisme nu" (1972); "Vlaanderen, ons Vaderland" (1973); "Vlaanderen één" (1974); "Brussel halt of Bruxelles valt" (1975); "Federalisme met 2" (1976); "Vlaanderen eerst" (1977); "Vlaanderen één" (1978); "Vlaanderen, Vlaanderen Bovenal" (1980); "De boeien los, de banden breekt" (1981); "Er ligt een stad te sterven... twee volkeren zullen erven" (1982); "Voor vrijheid en recht" (1993); "Geen vreemden tot heersers in 't land" (1986); "... en zomeren zal 't" (1988); "Eén met uw volk" (1989); "Nederlands, let op uw zaak" (1992); "De grenzen voorbij" (1990); "Vlaanderen, een stem in Europa, een stem in de wereld" (1994); "Vlaanderen, een stem die zingt, een stem die klinkt" (1995); "Vlaanderen, dag en nacht denk ik aan U" (1996).
Vooral tijdens het voorzitterschap van Valeer Portier werd heel wat aan de vormgeving gesleuteld. Na 1959 werden choreografische en plastische elementen ingelast, die samen met de strijdliederen het zangfeest tot één geheel maakten op bindende teksten van Vlaamse dichters. Terwijl aanvankelijk slechts één dirigent het geheel in goede banen leidde, dirigeerden vanaf de jaren 1970 meerdere componisten hun eigen werk. Onder deze dirigenten treffen we onder meer Van Hoof, Gaston Feremans, Hullebroeck, Arthur Meulemans, Renaat Veremans, Jan Brouns, Kamiel Cooremans, Hendrik Diels, Jan Douliez, Lieven Duvosel, Staf Gebruers, Madeleine Jacobs, Marcel Oger, De Meyer, Ivo en Lodewijk Mortelmans, Staf Nees, Wies Pée, Armand Preud'homme, Jef Tinel, Maurits Veremans, Juliaan Wilmots, Lode Dieltiens, Michael Scheck.
Ook kleinkunstenaars werden vanaf de jaren 1970 in de kringen van de zangfeesten opgenomen. Het NEKKA-festival en de NEKKA-nacht bracht deze samen in één zangfeest dat vooral jongeren sterk aansprak. Met het voorzitterschap van Celis (1987-1991) werd een nieuwe weg ingeslagen: negrospirituals, Amerikaanse en Arabische ballet- en dansmuziek en optredens van Vlaamse popgroepen waaronder Clouseau werden geprogrammeerd om het zangfeest te vernieuwen. Sindsdien werd de jaarlijkse manifestatie luchtiger, meer artistiek getint en op spektakel gericht.
De zangfeesten werden door vooraanstaande vakmensen geregisseerd zoals Joris Diels, Lode Geysen, Ast Fonteyne, Antoon vander Plaetse, Anton van de Velde en Remi Ponjaert nam onafgebroken deze regie waar. Aan elk zangfeest werken tekstdichters of publicisten mee. Vooraanstaande Vlaamsgezinden hielden – vaak zeer polemische – voordrachten: Herman Vos (1933), August Borms (1934), Floris van der Mueren (1935 en 1951), pater Jules Callewaert (1936), Jozef Muls (1937), Robert van Roosbroeck (1938), Cyriel Verschaeve (1939), Wies Moens (1941 en 1943), Filip de Pillecyn (1942), pater Dewyn (1948), Eduard Amter (1949), Herman Wagemans (1952); Portier (1953).
Sinds 1960 werden ook vieringen en herdenkingen van prominente Vlaamse musici georganiseerd ter ondersteuning van de zangfeesten: Tinel in 1960 en 1965; De Meyer in 1961; Feremans in 1964; Hullebroeck in 1965 en Veremans in 1970; Van Hoof in 1980; Vic Nees in 1996.
Daarnaast trachtte men ook het publiek zoveel mogelijk uit te breiden en te vernieuwen door het aantrekken van jeugdgroepen, zoals de muziekkorpsen van de Chirojeugd, Scouts, Katholieke Studentenactie, Verbond van Blauwvoetvendels, Dansa Ritmica, de groep Thor, vendeliers en turnverenigingen. Ook de vrouw werd hetzij als dirigent of balletleidster, hetzij als presentatrice steeds meer bij het gebeuren betrokken.
De vernieuwende weg die Celis trachtte in te slaan, werd de voorbije jaren onder het voorzitterschap van Hugo Portier opnieuw verlaten. De onderwerpen van de zangfeesten werden weerom ten volle en eenzijdig op de politieke zijde van de 'Vlaamse zaak' gericht. Op het 60ste zangfeest in 1997 lanceerde Portier zijn prioriteitenplan voor actie in de zes Vlaamse faciliteitengemeenten rond Brussel dat ondertekend werd door de voorzitter van de Vlaamse verenigingen en had hij zware kritiek op het beleid van de Vlaamse Regering in Vlaams-Brabant. Slechts enkele weken vóór het zangfeest werd een compromis bereikt tussen het ANZ en het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ) dat aanvankelijk niet welkom was wegens zijn betrokkenheid bij de rellen op de IJzerbedevaart. Het VNJ mocht uiteindelijk toch optreden, vóór en na het zangfeest op de parking.
Literatuur
H. Willaert en J. Dewilde, "Het lied in ziel en mond". 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging, 1987.
Verwijzingen
zie: Europese Unie.