Victor, ridder René
(Antwerpen 19 januari 1897 – Antwerpen 5 november 1984).
Was advocaat aan de balie te Antwerpen, ondervoorzitter van de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden (1935) en van het Verbond der Belgische Advocaten (1936), voorzitter van de Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen (1947-1960) en van de Vlaamse Juristenvereniging (1964-1983), stafhouder van de orde van advocaten te Antwerpen (1952). Van 1964 tot 1977 was hij lid van de Antwerpse gemeenteraad, tevens fractieleider voor de liberale partij.
Victor, zoon van een bediende aan de Antwerpse haven, liep school aan het atheneum te Antwerpen, waar hij les kreeg van August Borms en Omer Wattez. Samen met een andere leerling, Paul van Ostaijen, was hij er lid van de Vlaamsche Bond en werd in 1912 voorzitter ervan.
In 1914 braken Van Ostaijen en Victor hun humaniorastudie in de poësis af en werden beiden klerk op het Antwerpse stadhuis. Ook Marten Rudelsheim en Herman Vos zaten daar. Zij vooral bekeerden de twee nieuwkomers tot het activisme. In 1915 werd de 18-jarige Victor medewerker aan Het Vlaamsche Nieuws. Na de wapenstilstand werd hij als ambtenaar geschorst. Van Ostaijen vluchtte naar Berlijn. Victor verzorgde samen met Floris Jespers, met wie hij via Van Ostaijen bevriend was geraakt, de derde uitgave van Bezette stad van Van Ostaijen.
In 1921 werd Victor doctor in de rechten voor de Centrale Examencommissie en vanaf 1922 advocaat bij de Antwerpse balie; hij deed er stage bij de latere liberale minister Edward Pecher en maakte naam in een aantal ophefmakende assisenprocessen. Vanaf 1926 publiceerde hij tevens wetenschappelijke studies over rechtsfilosofie.
Aanvankelijk was Victor na 1918 niet meer actief in de V.B. In 1931 zorgde hij evenwel voor een waagstuk dat hem meteen in de voorhoede bracht van de V.B.: de stichting van het Rechtskundig Weekblad. Tot aan zijn dood in 1984 had hij er de leiding over. Het was een wekelijkse publicatie, opgevat als de tegenhanger van de toonaangevende Journal des Tribunaux. Met zijn tijdschrift heeft Victor een tweevoudig aandeel gehad in de vernederlandsing van het gerecht. Vooreerst vormde het, tezamen met de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden en de Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen, een krachtig tegengewicht voor de machtige drukkingsgroepen van Fransgezinde juristen die zich verzetten tegen de vernederlandsing van het gerecht. Bovendien heeft Victor met zijn tijdschrift een vitale bijdrage geleverd tot de vorming van de Nederlandse rechtstaal en uitbouw van de Nederlandstalige rechtsliteratuur in Vlaanderen. Hij bracht er vooraanstaande juristen toe in het Nederlands te publiceren, en richtte in de schoot van het tijdschrift de Vlaamse Rechtskundige Bibliotheek op, een fonds waarin meer dan 50 monografieën verschenen. Zelf zou hij een 600-tal publicaties bijeenschrijven, waaronder een aantal boeken. In 1931 mocht Victor aan de Université libre de Bruxelles (ULB) de eerste Nederlandstalige leerstoel bekleden als titularis van het vak algemene grondbeginselen van het recht.
Victor was vanaf 1935 lid van de Vereniging voor Wetenschap en zetelde namens deze in de commissie die de oprichting moest onderzoeken en voorbereiden van zelfstandige Vlaamse academiën. Victor onderzocht De juridische kant van het vraagstuk der academiën (1937) en werd in 1938 stichtend lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hield Victor zich op de achtergrond. In 1941 nam hij ontslag aan de ULB, toen de universiteit aanstuurde op een conflict met de bezetter inzake benoemingen. In 1955 werd Victor opnieuw tot hoogleraar benoemd, ditmaal aan de Rijksuniversiteit Gent.
Na de oorlog verdedigde Victor een aantal belangrijke figuren uit de V.B., zoals Gerard Romsée en Hendrik Borginon. In 1960 publiceerde hij dan zijn Schets ener geschiedenis der Vlaamse Conferentie der Balie van Antwerpen, een verdienstelijke, meer dan 600 pagina's tellende kroniek.
In 1964 werd Victor voorzitter van de Vlaamse Juristenvereniging, voortzetting van de uitgedoofde Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden. De vereniging werd uitgebouwd tot een politiek strijdorgaan voor verbeteringen aan de wet van 1935 op het taalgebruik in rechtszaken en voor de oprichting van een hof van beroep te Antwerpen. Haar slagkracht was groot, onder meer omdat ze – uiteraard – kon rekenen op de volle steun van het Rechtskundig Weekblad.
Om zijn vele verdiensten verhief de koning Victor in 1966 in de adelstand met de titel van ridder.
Werken
Een vrijwel volledige bibliografie verscheen in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Ridder R. Victor, I, 1973, p. XV-XLII.
Literatuur
F. Erdman (e.a.), 'Herdenking René Victor', in Rechtskundig Weekblad (1984-1985), kol. 1445-1457;
H. van Goethem (ed.), Honderd jaar Vlaams rechtsleven. Bij het eeuwfeest van de Vlaamse Juristenvereniging en de 50ste verjaardag van de vernederlandsing van het gerecht, 1985;
id., 'Victor, ridder René', in NBW, XII, 1987.
Verwijzingen
zie: Frans de Pauw.