Verhulst, Raf

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Wommelgem 7 februari 1866 – Aken 24 maart 1941).

Volgde middelbaar onderwijs aan het Klein Seminarie van Hoogstraten en bij de jezuïeten te Antwerpen. Na niet voltooide studies in de geneeskunde te Leuven, Gent en Brussel was Verhulst actief in de journalistiek (bij Het Laatste Nieuws van 1888 tot 1895). In 1902 werd hij hulparchivaris van het Antwerpse stadsarchief, in 1905 hulpbibliothecaris bij de Antwerpse stadsbibliotheek en van 1907 tot 1915 was hij leraar in de Nederlandse letterkunde en metriek aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen. Na de Eerste Wereldoorlog week hij uit, eerst naar Nederland, daarna naar Duitsland. Van 1921 tot 1931 was hij lector voor de Nederlandse taal- en letterkunde aan de universiteit van Göttingen. Daarna woonde hij in Aken.

Verhulst verwierf vóór de Eerste Wereldoorlog ruime bekendheid in Vlaanderen als journalist bij Het Laatste Nieuws en met zijn uitgave van het Vlaamse satirische weekblad Uilenspiegel (1901-1902), opgezet naar het voorbeeld van de Engelse Punch. Ook als literator maakte hij naam. Zijn lyrisch drama Jezus de Nazarener werd bekroond met de driejaarlijkse staatsprijs voor toneelletterkunde.

In het najaar van 1914 stichtte hij het dagblad Antwerpsche Tijdingen en in juni 1915 werd hij medewerker en daarna hoofdredacteur van het dagblad Het Vlaamsche Nieuws, dat de spreekbuis werd van het Antwerpse activisme. Hij voorzag het blad van feuilletons (waaronder Tijl Uilenspiegel), organiseerde letterkundige prijsvragen en schreef onder het pseudoniem van Luc de kroniek "Iets voor iederen dag". In zijn commentaren toonde hij zich een bijzonder scherp propagandist van de activistische zaak die de tegenstanders genadeloos aanviel. Verhulst maakte deel uit van de Raad van Vlaanderen en had in de tweede Raad zitting in de Commissie voor Onderwijs en Kunst.

Hij behoorde binnen de Raad tot de aanhangers van de radicale groep Jong-Vlaanderen die de soevereine staat Vlaanderen wilde verwezenlijken: op de zitting van 28 maart 1918 stemde hij voor het weglaten van de naam België. Hij nam deel aan de propagandatocht van August Borms en Cyriel Rousseeu onder de Vlaamse krijgsgevangenen in Duitsland en in november 1917 werd hij door de Raad van Vlaanderen afgevaardigd naar de conferentie van de antioorlogsbonden in Bern.

Verhulst werd om zijn activistische activiteiten bij verstek ter dood veroordeeld. Vanuit Duitsland hervatte hij zijn anti-Belgische propaganda, via het door hem gestichte tijdschrift De Klare Daad, waarin hij in 1924 de gedachten van het activistische Jong-Vlaanderen weer opvatte. Het stierf een snelle dood omdat er onvoldoende abonnees werden gevonden. Verhulst identificeerde zich volledig met de Duitse zaak. Zo schreef hij onder meer, onder het pseudoniem van Jan Terzake, een pleidooi voor de Duitse versie van de Leuvense francs-tireurs. Hij keurde de standrechtelijke executies van burgers en de brandstichtingen bij de inval goed vermits de Belgische bevolking immers als eerste het oorlogsrecht had geschonden. De volgende jaren bleef hij artikelen schrijven in de Vlaams-nationalistische pers onder diverse pseudoniemen (S.T. Rijder, Antorf, Lukas, Peerken), onder meer in de Antwerpse weekbladen De Noorderklok, Het Vlaamsche Volk (1932-1935) en Het Vlaamsche Land (1935-1937). In deze bladen liet hij zich kennen als voorstander van Duits-Vlaamse toenadering en als een bewonderaar van Adolf Hitler en de nationaal-socialistische ideologie. Hij verspreidde de opvatting dat de Vlaams-nationalisten moesten rekenen op een nieuwe oorlog waarbij Duitsland de sterke bondgenoot zou zijn die België militair zou vernietigen. Dat kon voorbereid worden door ook ideologisch aan te leunen bij nazi-Duitsland.

Verhulst stond in nauw contact met de Duitse geheime diensten en dan vooral met Robert P. Oszwald die ook al tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Flamenpolitik een cruciale rol speelde. Oszwald zou opnieuw op de voorgrond treden bij het ontwerp en de uitvoering van de Flamenpolitik in de jaren 1930 met het oog op een nieuwe oorlog. Verhulst was hiervoor een belangrijke Duitse pion en adviseerde zeer waarschijnlijk betreffende de subsidiestromen in de richting van Vlaanderen. De bejaarde en zieke Verhulst zou evenwel geen rol van betekenis meer spelen in de collaboratie tijdens de bezetting vanaf 1940. Op het eind van zijn leven schreef hij nog een roman, Jan Coucke en Pieter Goethals (1938). De thematiek was sterk anti-Belgisch. Daarvoor ontving hij in 1941 de Rembrandtprijs.

Werken

Jan Terzake, Zijn de Belgische franc-tireurs te Leuven en elders een legende?, 1929; 
De beschuldiging en het bewijs. De zeer merkwaardige briefwisseling tussen kapitein Georges Momballiu Bailey en prof. Alfred Errera. De tien miljoen van Duitsland voor Vlaanderen, 1929; 
Devant un verre de bière. La situation flamande vue dans un miroir wallon. Pour les Wallons de bonne foi, 1929; 
Dr. August Borms, 1929; 
Naar een republiek Vlaanderen? Aan de Vlaamsche socialisten! Aan al de werklieden van Vlaanderen, 1930; 
Antwoord aan den kardinaal! Cauchonnerie. Het proces van het gezag van de bisschoppen, 1930.

Literatuur

A.L. Faingnaert, Verraad of zelfverdediging?, 1933; 
J.H., 'Raf Verhulst', in De Dietsche Gedachte, jg. 16, nr. 5 (1941), p. 63-64; 
L. Delfos, Raf Verhulst 1866-1941, 1966.

Verwijzingen

zie: amnestie, leger.

Auteur(s)

Erik Vandewalle; Luc Vandeweyer