Tollenaere, Reimond
(Oostakker 29 juni 1909 – Kopcy bij Sint-Petersburg 22 januari 1942).
Was de zoon van een kleine aannemer van bouwwerken. Tollenaere deed zijn humaniora aan het Sint-Lievenscollege in Gent met een intermezzo in Ieper en aan het Klein Seminarie van Roeselare. Met de bedoeling priester te worden volgde hij nadien de afdeling wijsbegeerte aan hetzelfde seminarie (1927-1928). Omwille van zijn Vlaams-nationale drijverijen werd hij na het eerste jaar echter niet meer toegelaten. Hij studeerde van 1928 tot 1934 rechten aan de Rijksuniversiteit Gent en werd in oktober 1933 propagandaleider van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). In 1935-1936 was hij VNV-arrondissementsleider in Mechelen. In mei 1936 werd hij tot volksvertegenwoordiger van het VNV voor het arrondissement Roeselare-Tielt gekozen en vervolgens in oktober 1938 tot gemeenteraadslid in Roeselare. In augustus 1941 behoorde hij tot de eerste lichting Vlaamse vrijwilligers die naar het oostfront vertrokken. Bij een van de eerste inzetten van het Vlaamsch Legioen sneuvelde hij.
Als collegestudent was Tollenaere actief in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). Het gedachtengoed van het zich radicaliserende verbond nam hij volledig tot zich. Aan de Gentse universiteit engageerde Tollenaere zich tenvolle in het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond (AVHV). Als student sprak hij geregeld op AKVS-landdagen en Dietse congressen. Hij was een vurig aanhanger van de radicale Groot-Nederlandse gedachte en verwierp ieder compromis met de Belgische staat. Zo verzette hij zich in artikels in het studentenblad Den Uyl heftig tegen het door Herman Vos ontworpen Federaal Statuut. Tijdens het academiejaar 1932-1933 was Tollenaere praeses van het Gentse AVHV. Tevens was hij bestuurslid van De Dietsche Bond en hoofdbestuurslid van het Dietsch Studentenverbond. Als beursstudent in Duitsland in 1931 en 1932 kwam hij in contact met het nationaal-socialisme. Van toen af nam hij een aantal van de nationaal-socialistische leerstellingen tot zich en trachtte ze ingang te doen vinden in het Gentse AVHV. Dit liep verkeerd af en leidde tot het uiteenvallen van de studentenbond. Gedurende zijn verdere leven bleef Tollenaere zijn Diets-radicalisme en nationaal-socialistische gezindheid getrouw.
Tollenaere was nog student toen Staf de Clercq hem in oktober 1933 verzocht om propagandaleider van het VNV te worden. Tevoren had hij enkele maanden in het Verdinaso gemiliteerd maar was er wegens "gebrek aan orde en tucht" als lid ontslagen. Hij had met name zijn ongenoegen geuit over het feit dat de studentenafdeling van het Verdinaso had geweigerd aan een studentenbetoging in Gent deel te nemen. Van meetaf aan lag het in Tollenaeres bedoeling om het VNV een koers te laten varen die strookte met zijn overtuiging. Hierdoor kwam hij regelmatig in conflict met de meer politiek-realistische strekking binnen het VNV. Aanvankelijk kon hij op de steun van De Clercq rekenen om een compromisloze kernbeweging binnen het VNV uit te bouwen. Tollenaere haalde zijn radicale ideeën vooral uit de weekbladen Jong Dietschland (1927-1933) en Vlaanderen (1922-1933) (waaraan hij meewerkte). Vooral het persoonlijk contact met Odiel Spruytte drukte een stempel op zijn standpunten.
Tollenaeres legerdienst vanaf augustus 1934 werd door De Clercq aangegrepen om hem een tijdlang op een zijspoor te plaatsen en aldus een breuk met voornoemde gematigde VNV-vleugel te vermijden. Als arrondissementsleider in Mechelen diende hij in april 1936 af te treden ten voordele van de opnieuw aanvaarde Ward Hermans. Tollenaere werd arrondissementsleider in Roeselare. Dankzij de politieke steun van de familie De Lille werd hij in mei 1936 tot volksvertegenwoordiger gekozen. Als parlementslid behoorde Tollenaere tot de rechts-radicale en Dietse fractie van de VNV-parlementairen. Voor hem was parlementaire actie een voortzetting van straatactie. Onder invloed van Spruytte was hij een tegenstander van het Beginselakkoord KVV-VNV en een verdediger van het akkoord tussen VNV en Rex. Tollenaere streefde naar een rechtse en anti-democratische concentratiebeweging om een dam te werpen tegen een mogelijks samengaan van socialisten en communisten ('volksfront'). Hij steunde De Clercq toen die contacten zocht met nazi-Duitsland, was lid van de Militaire Organisatie en verklaarde in een vertrouwelijk document aan De Clercq niet te willen vechten tegen een mogelijke Duitse invaller.
Op 10 mei 1940 werd Tollenaere gearresteerd en naar Frankrijk gedeporteerd, maar op 21 juni bevrijd (Spooktreinen). In de zomer van 1940 was hij voorstander van een breed opgezette volksbeweging, en een collaboratie zonder voorwaarden. Hij sprak zich in artikelen en geschriften uit voor een nationaal-socialistische Germaanse statenbond met Duitsland als kernland. Dietsland zou hierin als autonome staat een plaats vinden. Hij was een tegenstander van annexatie bij het Duitse Rijk. In mei 1941 werd hij de eerste commandant-generaal van de Dietsche Militie – Zwarte Brigade van de Eenheidsbeweging-VNV. Na zijn vertrek op 6 augustus naar Duitsland en het oostfront had Tollenaere geen invloed meer op de politieke koers van het VNV. Hij maakte nog wel de eerste politieke moeilijkheden mee als gevolg van de inzet van het Vlaamsch Legioen in de Waffen-SS. Hij sneuvelde als Untersturmführer (onderluitenant) van het Vlaamsch Legioen. Zijn dood was een zware klap voor De Clercq die Tollenaere zag als zijn opvolger.
Werken
Artikelen in Den Uyl; De Schelde; Volk en Staat; Strijd;
Komt er oorlog?, 1938;
Ons volk in den nieuwen tijd: naar de nationale orde en de socialistische gemeenschap, 1940;
Nationaal-socialisme of bolsjevisme? Leven of ondergang van Europa, 1941.
Literatuur
G. Stuyck, Zoo leefde, streed en viel dr. R. Tollenaere, 1943;
A. de Bruyne, Trouw, 1973;
T. van Overstraeten, 'Reimond Tollenaere', in Twintig Eeuwen Vlaanderen, XIV, 1976, p. 429-432;
B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994;
P.J. Verstraete, Reimond Tollenaere: biografie, 1996.
Verwijzingen
zie: Jef François, Bert Peleman, West-Vlaanderen.