Tinel, Edgar

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Sinaai 27 maart 1854 – Brussel 28 oktober 1912). Oom van Jef Tinel.

Begon na zijn studietijd aan het Brussels conservatorium, waar hij bij François-Auguste Gevaert compositie volgde, een korte, maar succesrijke carrière als concertpianist. Als componist debuteerde Tinel met pianomuziek en enkele liedcycli op Franse, Duitse en Nederlandse teksten (onder andere Loverkens, op gedichten van August Hoffmann von Fallersleben). In 1877 behaalde hij de Romeprijs met de Vlaamse cantate Klokke Roeland op tekst van Julius Sabbe. Daarna schreef hij enkele liederen en koren die zich nog situeren binnen de V.B.: Hulde aan Conscience, De Vlaamsche Stemme, Studentenlied. Maar bijna onmiddellijk werkte Tinel haast exclusief voor de katholieke zuil. Hij componeerde onder meer het Lied van den katholieken schoolpenning en de Pater de Smet-cantate en was actief binnen de liedbeweging van het Davidsfonds en van de katholieke studentenbonden (katholieke Vlaamse studentenbeweging). In 1881 werd hij na Lemmens de tweede directeur van het Instituut voor Kerkmuziek in Mechelen. In die hoedanigheid werkte hij mee aan Motu proprio van Pius X en bestudeerde hij oude kerkmuziek. Hij schreef nog bijna uitsluitend religieuze werken, waaronder koren op teksten van Guido Gezelle, liturgische muziek en vooral drie grote muzikale heiligenlevens: Franciscus (1888), Godelieve (1894) en Katherina (1909). Vooral het eerste werk werd, mede door de promotie van de uitgeverij Breitkopf und Härtel, een groot internationaal succes. Tinel geloofde niet in Peter Benoits muzieknationalistische ideeën – hij zweerde zelfs bij Brahms en Schumann – en ook zijn van hem enkele uitspraken overgeleverd waarin hij tekeer ging tegen flamingantische ideeën. Dat belette hem niet als inspecteur van het muziekonderwijs (1889-1909) Benoit te steunen in zijn gevecht voor een Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen. Zo reageerde hij in 1889 tegen het voorstel van de katholieke regering om het Instituut voor Kerkmuziek te verheffen tot Koninklijk Conservatorium en verdedigde hij Benoits plannen. In 1909 werd Tinel directeur van het conservatorium van Brussel en in 1910 kapelmeester van de koning.

Literatuur

L. Lambrechts, 'Een lied van Tinel', in Het zingende Vlaanderen (1912), p. 35-45; 
P. Tinel, 'Tinel en Benoit', in Musica Sacra (1952), p. 373.

Auteur(s)

Jan Dewilde