Swertvaeger, Irma
(Schore 9 februari 1904 – Brugge 30 mei 1945).
Huwde in 1924 Henri Laplasse, met wie zij in Oostduinkerke een hoeve uitbaatte. De familie was actief in de collaboratie. Vader Henri militeerde in het Vlaamsch Nationaal Verbond, zoon Fred was achtereenvolgens lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen en van de Fabriekswacht en dochter Angèle was bij de Dietsche Meisjesscharen. Swertvaeger zelf was bij geen enkele vereniging aangesloten. Op 21 december 1944 werd zij door de krijgsraad te Brugge ter dood veroordeeld wegens verraad en verklikking. Ze werd ervan beschuldigd dat door haar tussenkomst bij Duitse soldaten, om haar door de Witte Brigade gevangengenomen zoon te bevrijden, zeven verzetslieden om het leven kwamen. Op 10 februari 1945 bevestigde het krijgshof te Gent de doodstraf. Swertvaeger werd op 30 mei 1945 in Brugge terechtgesteld.
Al snel werd Swertvaeger vooral voor Vlaams-nationalisten een symbool: zij zou het slachtoffer geweest zijn van een repressierechtspraak die niet correct en onrechtvaardig was en als dusdanig model stond voor het grootste deel van de repressie. De publicatie van haar gevangenisdagboek bij NV Luctor in 1947, op initiatief van Walter Bouchery en met een voorwoord van journalist en voormalig verzetsstrijder Louis de Lentdecker, bevestigde dit beeld. In 1970 werd het dagboek heruitgegeven door De Nederlandsche Boekhandel, met een inleidende studie door Karel van Isacker. Het onderzoek van de historicus gaf nieuw voedsel aan polemieken en zorgde tevens voor parlementaire initiatieven. Van Isacker betwijfelde of het onderzoek en het proces tegen Swertvaeger wel correct verlopen waren en richtte in dat verband zijn pijlen vooral op krijgsauditeur Jean Vossen, die de doodstraf geëist had. Op initiatief van minister van justitie Alfons Vranckx kon Van Isacker op 22 juni 1970, samen met de VU-parlementsleden Mik Babylon, Jo Belmans, Edgard Bouwens en Maurits Coppieters, CVP-parlementslid Paul de Vlies en De Lentdecker het dossier inkijken. In een tweede publicatie (1971) trok Van Isacker opnieuw hard van leer tegen Vossen.
Auditeur-generaal John Gilissen gelastte daarop substituut- auditeur-generaal Jacques Maes een nieuw onderzoek te doen. Tussen 1971 en 1976 stootte Maes op een aantal nieuwe elementen, die mogelijk aanleiding konden geven tot de herziening van het proces. Zijn bevindingen werden door de opeenvolgende ministers van justitie evenwel niet gehonoreerd. In de loop van de jaren 1970 vroegen de echtgenoot en kinderen van Swertvaeger wel om eerherstel. De aanvraagprocedure viel evenwel stil na het overlijden van één van de advocaten.
In 1993 werd het dossier voor een aanvraag tot herziening van het proces door minister van justitie Melchior Wathelet ter hand genomen, na aandringen van onder anderen gewezen VU- senator Guido van In en VU-senator Jan Loones. Op 16 maart 1994 diende Wathelet een aanvraag tot herziening in bij procureur-generaal Jacques Vélu van het hof van cassatie. Bij deze beslissing kan het algemeen maatschappelijk klimaat naar aanleiding van de 50ste verjaardag van het einde van de bezetting niet veronachtzaamd worden. De oproep van koning Boudewijn tot verzoening en het door premier Jean-Luc Dehaene in het vooruitzicht gestelde 'signaal' hiertoe, hebben mogelijk de herziening bevorderd. De niet-aflatende campagne, waarbij vooral het Taal Aktiekomitee en de Vlaamse Volksbeweging het voortouw namen, hadden van Swertvaeger een symbool van de 'ontspoorde repressierechtspraak' gemaakt in de ogen van een brede Vlaamsgezinde opinie. Na onderzoek werd op 30 mei 1995 het arrest van het krijgshof van 1945 vernietigd. Op 7 december 1995 begon het Militair Gerechtshof in Brussel onder grote belangstelling met het proces over te doen. Op 14 februari 1996 werd Swertvaeger tot levenslange hechtenis veroordeeld wegens verraad en verklikking.
Het geval-Swertvaeger werd door voorstanders van de herziening aangegrepen als een test. Zij hoopten dat een eventuele vrijspraak als breekijzer zou dienen om andere processen te laten herzien, en dat die zou aantonen dat de repressie op alle gebied nefast was. Tegenstanders van de herziening vreesden dat een vrijspraak de poort zou openzetten voor een opleving van extreem-rechts en voor het verlenen van amnestie voor gewezen collaborateurs.
Literatuur
Het dagboek van vrouw Laplasse, gefusilleerd te Brugge op 29 mei 1945, 1947;
E. de V., 'Uit het dosier van 't Pallieterke. Irma Laplasse', in 't Pallieterke (27 mei 1965 en 3 en 10 juni 1965);
De Zaak Irma Laplasse. Stukken voor een dossier, 1970; - - K. van Isacker, Het dossier Irma Laplasse;
id., Irma Laplasse: haar gevangenisdagboek; de kritiek van haar strafdossier, 1994;
M. Reynebeau, 'Irma's kleine oorlog', in Knack, jg. 24, nr. 9 (2 maart 1994), p. 12- 15;
J.-M. Pylyser, Executie zonder vonnis, 1995;
W. Moons, Het proces-Irma Laplasse, 1996.