Studentenbeweging in Luik
Zoals in Leuven en Gent kreeg ook aan de Luikse universiteit de Vlaamsgezinde universitaire studentenbeweging een spoorslag van de progressieve onafhankelijke volkspartij. Op 13 december 1868 kwam er de Vlaamsgezinde studentenvereniging De Vlaamsche Eendracht tot stand. Het initiatief schijnt te zijn uitgegaan van Gustaaf Meses (van Turnhout), een oud-student van Leuven, die een actieve rol had gespeeld in Met Tijd en Vlijt en die kort na de oprichting overleed. Het manifest waarin de stichting werd aangekondigd was evenwel door negen studenten ondertekend. Max Rooses, die zelf in Luik had gestudeerd, had de oprichting aangemoedigd. J. Gombault werd voorzitter en H. Candrix, L. Schols en Snyckers waren bestuursleden.
De vereniging was op onpartijdige grondslag ingericht en telde vanaf haar eerste bestaansjaar al een 50-tal leden, behalve studenten, ook burgers onder meer onderwijzers uit de stad. Op geregelde vergaderingen hielden ze voordrachten over de V.B., de Belgische Revolutie, het algemeen stemrecht, Marnix van Sint-Aldegonde, vergelijkende taalkunde en dergelijke meer, waarna telkens een discussie volgde. Vanaf haar eerste bestaansjaar organiseerde de vereniging mogelijk naar het voorbeeld van hun Leuvense vrienden van Met Tijd en Vlijt, ook volksvoordrachten waarmee ze vele Vlaamse werklieden in de stad hoopten te bereikten. Ze drong eveneens onmiddellijk en met succes bij de academische overheid aan op de herinrichting van een cursus in de Nederlandse taal- en letterkunde die sedert het emeritaat van Jan H. Bormans in 1867 feitelijk niet meer werd gegeven. Auguste-Jean Stecher werd tot nieuwe docent aangesteld, maar die zou zijn cursus wel in het Frans doceren. In 1869-1870 organiseerde de Luikse vereniging een geslaagd 'Vlaams broederfeest' waarop vertegenwoordigers van Met Tijd en Vlijt en van het Gentse 't Zal wel gaan aanwezig waren. De goede verstandhouding tussen Vlaamgezinde studenten van verschillende universiteiten bleek onder meer ook uit het feit dat Luikse studenten meewerkten aan de Gentse Studentenalmanak voor 1870 van 't Zal wel gaan. Daarna schijnt de werking van de Vlaamsche Eendracht te zijn stilgevallen.
De Landdagbeweging van de jaren 1880 vormde een nieuwe stimulans voor het opwekken van Vlaamsgezindheid bij Vlaamse studenten die in Luik studeerden. In de loop van 1882-1883 ontstond een nieuw Vlaamsgezinde genootschap, aanvankelijk onder de naam Zonder Nijd daarna onder die van Onze Taal. Leuvense studenten van de Strijdersbond zochten in 1885-1886 toenadering tot hun Vlaamsgezinde collega's van de universiteiten van Brussel, Luik en Gent en nodigden ze uit voor een gezamenlijke vergadering in november 1885. Daar werd besloten tot de oprichting van een onzijdig Verbond van Vlaamsche Studenten. Er werden nog vergaderingen belegd op 31 januari 1886 in Luik en in februari in Brussel. Het Verbond wilde een actie op getouw zetten om van het hof een grondige Nederlandstalige vorming van prins Boudewijn te bekomen. Het had daartoe al een vertoogschrift opgesteld, ondertekend door vijf studenten van elke universiteit en gericht aan de voornaamste Vlaamsgezinde verenigingen. De actie werd de wind uit de zeilen genomen toen de prins kort daarop een openbare toespraak in het Nederlands hield. Einde van het academiejaar bleek dit interuniversitair verbond evenwel al ter ziele te zijn gegaan.
Onze Taal bleef voortbestaan tot in het interbellum. Er waren betere en minder goede momenten in de werking, het ledenaantal was klein maar er was wel continuïteit. Met een zekere praal vonden in 1893, 1898 en 1908 respectievelijk de feesten plaats wegens het 10-, 15- en 25-jarige bestaan. Meestal lieten de Luikenaars een gematigde stem klinken in de Vlaamgezinde studentenbeweging. Tijdens het interbellum was de vereniging lid van het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond. Het telde in 1929 ongeveer 20 leden.
Literatuur
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987;
L. Vos, 'De Dietse studentenbeweging, 1919-1940', in Acta Colloquium over de geschiedenis van de Belgisch-Nederlandse betrekkingen tussen 1815 en 1945, 1982, p. 451-493.