Steverlynck, Boudewijn (ook Baldewijn)
(Vichte 8 juli 1893 – Kortrijk 12 juni 1976).
Volgde middelbare studie aan het Sint-Amandscollege te Gent; nadien één jaar aan de Textielschool te Kortrijk en drie jaar aan de Textil-Farbereischule te Krefeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Steverlynck te Vichte, van waaruit hij contacten onderhield met Hugo Verriest en Stijn Streuvels. In 1923 trouwde Steverlynck met Isabelle Rodenbach, een nicht van Albrecht Rodenbach.
Na de Eerste Wereldoorlog waren Boudewijn Steverlynck samen met zijn broer Karel (1888-1984) betrokken bij de oprichting van verschillende met de textielindustrie gelieerde bedrijven. De belangrijkste waren de PVBA Groeninghe Ververij (1920) waar nieuwe verfprocédés voor garen werden ontwikkeld en de NV Weefautomaten Picanol (1936) waar technisch verfijnde weefgetouwen werden gefabriceerd. Beide firma's genoten internationale faam.
Vanuit zijn overtuiging dat de Vlaamse ontvoogding gepaard moest gaan met een Vlaamse economische en financiële macht werd Boudewijn Steverlynck ook actief in patronale organisaties en in de banksector. Hij behoorde tot de stichters van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), waarvan hij in 1926 lid van het directiecomité en in 1934, op uitdrukkelijke wens van Lieven Gevaert, algemeen voorzitter werd. In mei 1940 kreeg hij van de Duitse overheid verbod deze functies nog uit te oefenen. In 1947 werd hij voorzitter van de VEV-afdeling Kortrijk. Tijdens Steverlyncks voorzitterschap werd in de eerste plaats de nadruk gelegd op de vernederlandsing van het bedrijfsleven in Vlaanderen en op Vlaanderens aanwezigheid in de overheidsdiensten. Dit kwam onder meer tot uiting in de in november 1935 verschenen "Open Brief" aan koning Leopold III, medeondertekend door Léon Bekaert als voorzitter van het Algemeen Christelijk Verbond van Werkgevers (ACVW), waarin voor de Vlamingen gelijkheid op financieel en economisch gebied en paritaire vertegenwoordiging in de parastatale instellingen werd gevraagd. Als gevolg van deze brief werd Steverlynck in april 1936 door de koning in audiëntie ontvangen.
Steverlynck was in 1928 ook medestichter en van 1933 tot 1969 ondervoorzitter van de West-Vlaamse afdeling van het ACVW. In 1935 behoorde hij tot de stichters van de Kredietbank. Hij was er beheerder van 1935 tot 1970. Sinds 1937 had hij zitting in het Comité tot bevordering der economische betrekkingen tussen Nederland en België.
Zijn streven naar vervlaamsing beperkte zich niet tot de bedrijfswereld maar zette zich verder in het Kortrijkse verenigingsleven. Hij organiseerde in het sterk verfranste Kortrijk het Vlaamse gezelschapsleven door de oprichting van de sportverenigingen De Vikings (1924) en De Gulden Spoor (1935). Onder zijn voorzitterschap van De Vikings (1923-1942) werd een tennisclub opgericht en toen de vraag tot aansluiting bij de Belgische tennisfederatie werd afgewezen omdat De Vikings te Vlaamsgezind was, werd een eigen federatie uitgebouwd met diverse clubs in alle Vlaamse provincies.
In 1952 werd hij voorzitter van de Gilde van Sint-Lutgart en had als zodanig een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het Sint-Lutgart-heiligdom te Tongeren.
Werken
Manuel de la teinture de filés à l'usage du fabricant offert à l'occasion du 30e anniversaire de la Tienturerie de Groeninghe, 1950.
Literatuur
T. Luykx, Geschiedenis van de economische bewustwording in Vlaanderen. 1926-1966. De rol van het VEV, 1966;
F. Germonprez, 'Steverlynck, Boudewijn', in Kortrijkse figuren, 1984, p. 139-142;
G. Vanthemsche, 'Steverlynck (Baldewijn)', in Dictionnaire des Patrons en Belgique, 1996, p. 563-565.