Spruytte, Odiel

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Rumbeke 4 juni 1891 – Slijpe 23 november 1940).

Was van 1921 tot 1925 proost van de sociale werken in Izegem. Na een maand verblijf in Oostende, belandde hij in september 1925 in Zwevegem, waar hij tot in 1934 als kapelaan zou verblijven. Na een jaar kapelaan in Wervik geweest te zijn, werd hij in 1935 in dezelfde functie naar Slijpe overgeplaatst.

Odiel Spruytte was de oudste telg uit een gegoed boerengezin. Aan het Klein Seminarie van Roeselare – waar hij in de ban kwam van de mystiek van de blauwvoeterij – had hij Oscar Verhaeghe als retoricaleraar. Spruytte werd laureaat en primus perpetuus van zijn jaar. Op 17 juni 1916 werd hij tot priester gewijd. Pas na de oorlog kon hij in 1919 zijn universitaire studie in de theologie in Leuven aanvatten. Daar maakte hij deel uit van de West-Vlaamse kern van het Veem ick wijck niet af en legde er de basis voor een eigen inzicht in de evolutie van de V.B. Hoewel hij het diploma van baccalaureaat in de theologie behaalde, werd hij tot zijn ontgoocheling door zijn geestelijke overheid teruggeroepen.

Als proost in Izegem wilde hij de arbeiders in een ruime beweging van Vlaamse en sociale volksontwikkeling betrekken. Hij wilde een nieuwe beweging opbouwen die zowel op sociaal als op Vlaams gebied voldeed aan de moderne maatschappijopvattingen, en deed dit vanuit wat hijzelf noemde een "christelijk katholicisme". In zijn Izegemse periode bestudeerde Spruytte de "christelijke beginselen en methoden in het nationalisme". In 1924, bij de officiële stichting van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ), zocht hij contact met de latere kardinaal Jozef Cardijn. Zijn nieuwe ideeën publiceerde Spruytte in De Gids op Maatschappelijk Gebied, Ons Geloof, De Tijd en Onze Jeugd. Vooral zijn artikels in de lijn van Lodewijk Dosfel in Onze Jeugd werden bij de studerende jeugd en bij de Vlaams-nationalisten met aandacht gelezen. Spruytte die een doordrijver was, pleitte er voor het bestaansrecht en het geven van verkiesbare plaatsen aan katholieke nationalisten binnen de katholieke partij. De door hem nagestreefde volksbeweging, gestoeld op zijn hervormingsplannen, viel echter niet in de smaak van de lokale werkgevers. In hun ogen ging de ACW-proost zijn boekje te buiten, en verleende hij te veel steun aan het Vlaams-nationalisme. Naar aanleiding van het 11 juli-feest van 1925 werd hij ervan beschuldigd de zijde van de Izegemse Vlaams-nationalisten gekozen te hebben. Gevolg hiervan was een hevig conflict binnen het ACW. Een aantal dissidenten onder leiding van Juul de Clercq stichtten daarop een nieuwe vakbond. Spruyttes experiment was mislukt, en hij ging nu de weg op van het radicaal en zelfstandig Vlaams-nationalisme en anti-belgicisme. In West-Vlaanderen maakte hij deel uit van een harde kern petits vicaires (onder anderen Leo Dumoulin, Maurits Geerardyn en Cyriel Verschaeve) die de koers van het studentenblad De Vlaamsche Vlagge bepaalden.

In Zwevegem bracht hij – naar eigen zeggen – de gelukkigste jaren van zijn leven door. In deze periode valt ook zijn redacteurschap aan Jong Dietschland (1927-1933) te noteren. Hij werd een van de belangrijkste medewerkers, en maakte gebruik van een groot aantal pseudoniemen (onder meer van Harold, M., L. van Alken, H.P. Verdonck). De artikels die hij publiceerde, handelden meestal over sociologie, filosofie, theologie en politiek. Hij zocht een rechtvaardiging van het Vlaams-nationalisme in het thomistisch natuurrecht, en was een van de eersten om in Vlaanderen de corporatistische gedachte van Othmar Spann te propageren. Spruytte ontwikkelde zich tot een uitgesproken tegenstander van de parlementaire democratie, en opteerde voor een elitair, katholiek en nationaal- solidaristisch gedachtegoed. Wel verwierp hij in een artikelenreeks in Kultuurleven de nationaal- socialistische rassenleer.

Als Groot-Nederlander was Spruytte betrokken bij de onderhandelingen ten huize van dr. Edgard Muylle om tot een Vlaams-nationale eenheidspartij te komen. Na de stichting van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) werd Spruytte in het midden van de jaren 1930 de geestelijke raadsman van Staf de Clercq. Voor hem ontwierp hij menig artikel en redevoering. De VNV-leider hield rekening met menig advies (bijvoorbeeld de verwerping van het akkoord met de Katholieke Vlaamsche Volkspartij) van Spruytte. De Clercq zorgde ervoor dat hij zijn artikels in de VNV-pers kon publiceren. Spruytte pleitte voor een "op solidaristische en volksnationale basis gevestigde orde". Hij was de belangrijkste 'denktank' van de rechts-radicale, anti- parlementaire en Dietse fractie binnen het VNV. Bijzonder veel invloed bezat hij op Jeroom Leuridan en Reimond Tollenaere. In zijn kapelanie in Slijpe ontving Spruytte geregeld het bezoek van menig VNV-kopstuk. In de zomer van 1940 was hij voorstander van een breed opgezette volksbeweging. Bij zijn overlijden besteedde de VNV-pers uitvoerig aandacht aan zijn leven en werken.

Werken

Artikelen in De Gids op Maatschappelijk Gebied; Ons Geloof; Onze Jeugd; Jong Dietschland; Vlaanderen; Kultuurleven; Volk en Staat; Volkskamp en Dietschland-Zuid-Afrika; 
Nietzsche's kringloop, 1944.

Literatuur

G. Vandewoude, Odiel Spruytte: denker- strijder en mensch, 1942; 
P.J. Verstraete, 'Spruytte, Odiel', in NBW, XII, 1987; 
id., Odiel Spruytte: een priesterleven in dienst van het Vlaams nationalisme, 1990; 
B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994.

Verwijzingen

zie: Jong Dietschland (1927-1933; vijfde rechts).

Auteur(s)

Pieter Jan Verstraete