Sonnenschein, Carl
(Düsseldorf 15 juli 1876 – Berlijn 20 februari 1929).
Sonnenschein studeerde tussen 1894 en 1901 theologie in Bonn en Rome en was van 1902 tot 1906 kapelaan in het Rijnland. Daarna was hij verbonden aan het hoofdbestuur in Mönchen- Gladbach van de Volksverein für das katholische Deutschland, de grote katholieke lekenorganisatie in het Duitse keizerrijk. Hier richtte hij in 1908 een studentenafdeling op, het Sekretariat Sozialer Studentenarbeit. De onderliggende bedoeling was de studerende jeugd in contact te brengen met de arbeiderswereld en zodoende de klassenverschillen te doen vervlakken.
Het was de sociale en de katholieke bezieling van de V.B. die de belangstelling van Sonnenschein opwekte voor Vlaanderen. Hij zag hier een ideale synthese verwezenlijkt van Germaanse cultuur en katholicisme. Al in Rome had Sonnenschein enkele Vlaamse medestudenten, onder wie Jules Persyn. Vanaf 1909 kwam er een regelmatige uitwisseling tot stand tussen zijn studenten-secretariaat in Mönchen-Gladbach en het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). In april 1911 nam Sonnenschein samen met enkele Duitse studenten deel aan de derde landdag van het AKVS. Het was uiterlijk toen dat hij kennismaakte met Lodewijk Dosfel en Frans van Cauwelaert. In september 1913 organiseerde het studenten-secretariaat een studiereis door België. De deelnemers ontmoetten ondermeer in Brussel de latere activist Emiel ver Hees en brachten in Antwerpen een avond door met Van Cauwelaert en een groep Vlaamse studenten. Tot de kennissen van Sonnenschein in die jaren behoorden ook Jan Belpaire, pater Georges Rutten, Dries Devos, Prosper Thuysbaert, Valerius Claes, Jozef Cardijn en Floris Prims.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog poogde Sonnenschein de vooroorlogse contacten tussen Vlaamse en Duitse katholieken ten dienste te stellen van de Flamenpolitik. Met die bedoeling maakte hij in het voorjaar van 1915 een reis door België en Nederland. Van zijn opzet een bijeenkomst tot stand te brengen van politici van de katholieke Duitse Zentrum- partij met Vlaamse geestverwanten uit het bezette gebied en Nederland, kwam echter niets in huis. Tot en met het voorjaar van 1916 bracht Sonnenschein vijf bezoeken aan België. In maart 1915 publiceerde hij een opstel over de Vlaamse kwestie waarin hij het sociaal karakter van de V.B. beklemtoonde, en hield in de loop van de oorlog tal van spreekbeurten over dit onderwerp. Vanaf 1916 publiceerde zijn studenten-secretariaat een reeks brochures van katholieke Duitse en Vlaamse auteurs, met als eerste een werkje van Dosfel over de Vlaamse studentenbeweging. In februari was Sonnenschein met Konrad Beyerle betrokken bij een vergeefse poging om Van Cauwelaert warm te maken voor het activisme.
Gezien deze menigvuldige activiteiten tijdens de oorlog vond Sonnenschein het eind 1918 aangeraden naar Berlijn te verhuizen toen Mönchen-Gladbach in de Belgische bezettingszone kwam te liggen. Als grote-stadsapostel in Berlijn had hij nog in de jaren 1920 contact met uitgeweken activisten, onder wie Marcel R. Breyne, Godfried Rooms, Michiel van de Kerckhove.
Literatuur
K. Hoeber, Dr. Carl Sonnenschein, 1930;
E. Thrasolt, Dr. Carl Sonnenschein, 1931;
C. Hesseling, 'Een woord in het voorportaal', in Fr. Herwig, De heilige proletariër, 1931;
M. Schous, Dr. Carl Sonnenschein, 1933;
D. Daneel, Dr. Karl Sonnenschein, de paus van Berlijn, 1939;
M. Grote, An den Ufern der Weltstadt. Ein Gedenkblatt an Dr. Carl Sonnenschein, 1940;
H. Nieskens, Zielzorg te middernacht. Het leven van de priester Carl Sonnenschein, 1955;
E. Poulat, Integrisme et catholicisme intégral, 1969;
W. Dolderer, Deutscher Imperialismus und belgischer Nationalitätenkonflikt (Kasseler Forschungen zur Zeitgeschichte, nr. 7, 1989).