Sobry, Paul

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Ieper 16 juni 1895 – Heverlee 25 januari 1954).

Volgde humanioria aan het bisschoppelijk college in Ieper, de stad waar zijn vader burgemeester was. Daarna studeerde Sobry filosofie aan het Klein Seminarie van Roeselare. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verbleef hij tot januari 1915 in Londen, daarna in het Ierse Limerick waar hij zijn studies tot eind 1915 voortzette. Toen werd hij als brancardier naar het front gestuurd, onder andere in Diksmuide en Steenstrate. Hij kwam er in contact met Cyriel Verschaeve. Na de oorlog was hij getuige ter ontlasting bij het proces van Houthakker Maurits Geerardyn.

In 1919 zette Sobry zijn studie voort aan het Grootseminarie in Brugge. Drie jaar later werd hij tot priester gewijd. Van 1922 tot 1924 volgde hij de kandidaturen klassieke filologie in Leuven. Sobry was tot 1928 lid van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond, waar hij de extreme vleugel verdedigde. Van 1924 tot 1931 was hij retoricaleraar aan het Klein Seminarie van Roeselare. In 1931 ging hij studeren aan de universiteiten van Nijmegen, Münster, Oxford, Cambridge, Heidelberg, Straatsburg en Birmingham. Drie jaar later promoveerde hij tot doctor in de moderne letteren en werd tot hoogleraar benoemd aan de Leuvense universiteit. Hij doceerde er onder meer vergelijkende literatuurgeschiedenis, moderne Nederlandse letterkunde en esthetica. Een jaar later werd hij docent aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen in Antwerpen, waarvan hij van 1945 tot 1949 rector was. Vanaf 1938 was Sobry voorzitter van het literair genootschap Met Tijd en Vlijt. Hij werkte aan tal van tijdschriften mee waaronder Dietsche Warande en Belfort, Nieuw Vlaanderen (1934-1944), Universitas, Ons Leven, Boekengids.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Sobry gemobiliseerd als aalmoezenier en maakte hij de exodus naar Frankrijk mee. In het eerste oorlogsjaar werkte hij nog sporadisch aan Nieuw Vlaanderen mee en maakte hij deel uit van een groep Leuvense academici die studiewerk voor de naoorlog verrichtte. In 1942 werd hij benoemd tot erekanunnik van het bisdom Brugge.

In 1947 trad hij toe tot de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (waarvan hij vijf jaar later voorzitter werd) en tot de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. In 1952 was hij gastdocent aan de universiteit van Washington. Bij zijn terugkeer richtte hij te Leuven het Instituut voor Literatuurwetenschap op.

Werken

met A.J.D. van Oosten en J.H. Eekhout, Moderne Vlaamsche religieuse lyriek, 1940; 
Vota Academica. Een vademecum voor alle Leuvense universitairen, 1945; 
'Italiaanse Letteren van de Renaissance', in Algemene Literatuurgeschiedenis, 1948.

Literatuur

J. Florquin, 'Prof. Dr. Paul Sobry', in Germania Gedenkboek, 1942; 
J. Aerts, Kanunnik Prof. dr. P. Sobry, Twintig jaar hoogleraar te Leuven, 1952.

Auteur(s)

Joos Florquin; Bernard van Causenbroeck