Siffer, Alfons (tot 1889 Alphonse) F.

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Zomergem 21 maart 1850 – Gent 3 maart 1941).

Was de tweede zoon uit het tweede huwelijk van een Pruisisch soldaat die zich na de slag bij Waterloo in Zomergem als handelaar vestigde. Na zijn humaniorastudies aan het bisschoppelijk college te Sint-Niklaas studeerde Siffer rechten te Leuven maar hij moest die studies om gezondheidsredenen onderbreken. In Leuven was hij lid van Met Tijd en Vlijt. Hij behaalde in 1876 het diploma van kandidaat-notaris aan de Rijksuniversiteit van Gent, waar hij in 1874 lid werd van de katholieke partij. Hij vestigde zich kort na zijn huwelijk (1879) als uitgever en boekhandelaar in het centrum van Gent. Samen met de kapitaalkrachtige halfzuster van zijn echtgenote stichtte hij de naamloze vennootschap Siffer-Léliart die naast schoolboeken, jaarboeken van verenigingen en allerlei gelegenheidsdrukwerk, talloze tijdschriften en kranten verzorgde, voor binnen- en buitenland. Siffer was in 1886 drukker-uitgever van Het Belfort, vanaf 1900 Dietsche Warande en Belfort, waarvan hij tot aan de Eerste Wereldoorlog lid was van de redactieraad. Verder was hij de uitgever van Le Bien Public, Jong Vlaanderen (1900-1902), de Duikalmanak van Guido Gezelle, het Katholiek Onderwijs, het Westvlaams Idioticon van Leonardus L. de Bo en De Taalstrijd. Hij verwierf vooral bekendheid als vaste drukker van de in 1886 opgerichte Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Siffer onderhield een intense briefwisseling met onder meer priester Hendrik Claeys (1838-1910), met Frans de Potter en verder met Lodewijk de Vriese, Ferdinand van der Haeghen, Virginie Loveling, Charles Bergmans en de leden van de in 1877 opgerichte Snellaertkring.

Siffer bekleedde omstreeks 1875 een belangrijke positie in het Gentse Vlaams-katholieke leven. Hij was in 1875, met De Potter, stichter en secretaris-penningmeester van de Gentse Davidsfondsafdeling; van 1885 af penningmeester en van 1910 tot 1930 voorzitter. Hij zette zich voornamelijk in voor het inzamelen van geld voor de opbouw van de volksbibliotheken. Bij de reorganisatie van het algemeen Davidsfonds (1878) werd Siffer lid van het hoofdbestuur; later speelde hij als ondervoorzitter (1910-1935) een leidende rol bij de voorbereiding en de uitvoering van de belangrijke Davidsfondscongressen van Sint-Niklaas (1910) en Antwerpen (1912). Bij de naoorlogse verkiezingen werd het mandaat van Siffer telkens vernieuwd. Hij deed in 1919 samen met Vliebergh het Davidsfonds herleven. Hij was verder stichtend lid en voorzitter (tot 1911) van de op 17 oktober 1876 door bisschop Bracq te Gent opgerichte Penning der Katholieke Scholen, lid van de katholieke vereniging Sint-Vincentius a Paulo, en verder van het beschermcomité van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding en van de Anti-socialistische Liga. In 1890 werd Siffer ondervoorzitter van de Gentse middenstandsorganisatie Gilde van Ambachten en Nederingen. In 1896 was hij een van de stichtende leden van de Gentse Burgerkring, een middenstandsbeweging die sterke banden had met de V.B., en onder leiding stond van Gerard Cooreman.

Op 17 november 1895 werd Siffer verkozen voor de Gentse gemeenteraad. Van 6 januari 1909 tot 7 januari 1912 nam hij het ambt waar van schepen van openbare werken en openbare gezondheidszorg. Hij was verder waarnemend burgemeester van 18 januari 1909 tot 26 juni 1911. In die hoedanigheid was hij in 1909 de eerste die zijn rede bij de opening van het academiejaar in het Nederlands hield.

Ondanks de geringe sympathie die hij in francofiele kringen genoot werd de Vlaamsgezinde Siffer als lijstaanvoerder van de katholieke partij bij de verkiezing van 2 juni 1912 met 1199 voorkeurstemmen naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers gestuurd voor het arrondissement Gent-Eeklo. Hij bleef katholiek afgevaardigde in de Kamer tot de verkiezingen van 27 november 1932 en vertegenwoordigde er vooral de kleinburgerlijke en middenstandskringen. Tijdens zijn schaarse tussenkomsten in het parlement verdedigde Siffer vooral de economische belangen van de Gentse haven. Tijdens de Kamerdebatten over de defensiepolitiek en de militiewet van mei 1913 raakte hij in een scherpe woordenwisseling met Frans van Cauwelaert verwikkeld. Siffer had tot tweemaal toe zijn handtekening geplaatst onder een amendement dat voorzag in de oprichting van eentalig Vlaamse en Waalse regimenten. Bij beide gelegenheden trok hij echter op het laatste moment zijn steun in en stemde tegen onder druk van de regering.

Tijdens de eerste uren van de Duitse bezetting, op 11 oktober 1914, namen de Duitsers zes vooraanstaande gijzelaars (uit elke politieke familie twee), die bij de geringste weerstand van de bevolking neergeschoten zouden worden. Siffer was een van die zes; pas op 24 december 1914 kwam hij vrij.

Hij wees elke vorm van samenwerking en activisme resoluut af. Zo distantieerde hij zich van de groep Jong-Vlaanderen rond het blad De Vlaamsche Post. Siffer schaarde zich op 13 januari 1916, samen met Edward Anseele en Jozef-Frederik Vercoullie, achter het manifest-Louis Franck tegen de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit onder gouverneur-generaal Moritz von Bissing.

Op 4 november 1918, enkele dagen voor de definitieve wapenstilstand, nam Siffer samen met Anseele, Vercoullie en kanunnik Maurice de Baets het voorlopig bestuur van de stad waar en hielp hij de hulpverlening op gang brengen. Na de Eerste Wereldoorlog werd Siffer herkozen (24 april 1921) en benoemd tot eerste schepen bevoegd voor het havenbeleid en openbare werken (2 juli 1921), wat hij tot 1939 zou blijven.

Op 10 november 1931, naar aanleiding van de herdenking van de eerste Belgische parlementsverkiezingen (van 29 augustus 1831), drukte Siffer de hoop uit dat het parlement spoedig een oplossing zou brengen voor "het beangstigende taalvraagstuk" teneinde de economische en sociale problemen krachtdadiger te kunnen aanpakken. Hij waarschuwde die politici "die angstig nauwgezet zijn inzake wettelijkheid, (maar) deze kieschheid verliezen wanneer het gaat om de toepassing van de Vlaamsche wetten".

Literatuur

Hulpbetoon aan den Heer A. Siffer, voorzitter van de Katholieke Schoolpenning, ter gelegenheid van zijn benoeming tot commandeur in de orde van Sint- Gregorius de Grote en officier in de Leopoldsorde, 1911; 
J. Persyn, De wording van het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort en zijn ontwikkeling onder de redactie van Em. Vliebergh en Jul. Persyn (1900-1924), 1962; 
H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, I, 1969; 
L. Wils, Honderd jaar Vlaamse Beweging, I, 1977; 
W. Rombauts, De Katholieke Vlaamse Academie van Taal- en Letterkunde (1886-1914). Haar geschiedenis en haar rol in het Vlaamse cultuurleven (Verhandeling KANTL, nr. 110, 1979); - - M. van Mechelen, Kroniek van Frans Van Cauwelaert (1880- 1961), 1980; 
K. Velle, 'Siffer, Alfons, Frederik', in NBW, X, 1983; 
V. Michiels, Het politiek- maatschappelijk leven te Gent (1914-1918): een permanente godsvrede?, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1986; 
J. de Maeyer, De rode baron. Arthur Verhaegen 1847-1917 (KADOC-Studies, nr. 18, 1994).

Verwijzingen

zie: uitgeverij en boekhandel.

Auteur(s)

Karel Velle