Roomsch Katholieke Vlaamsch Nationale Vereeniging (RKVNV)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

gesticht te Gent op 16 maart 1924 op basis van een programma dat hoofdzakelijk door Lodewijk Dosfel was opgesteld. De vereniging leidde een kortstondig bestaan en slaagde niet in haar hoofdopzet: een ideologische onderbouw aan het katholiek nationalisme in Vlaanderen te verschaffen.

De RKVNV, die in hoofdzaak een West-Vlaamse aangelegenheid was, moet worden gesitueerd in het kader van een steeds sterkere afkeer in de vroege jaren 1920 voor Het Vlaamsche Front, zeker na de verkiezingen van 20 november 1921, en de vorming van een volstrekt katholieke nationalistische formatie.

Aanvankelijk ijverde Dosfel, na het congres van de Katholieke Vlaamsche Landsbond van juni 1922, voor een Katholiek Verbond van Nationalisten om ruimte te krijgen binnen de katholieke partij en toch ergens federatief verbonden te blijven met Het Vlaamsche Front. Dosfel zou er nooit in slagen deze brugsituatie uit te bouwen. Een ander belangrijk gegeven was de uitspraak van Joris van Severen in oktober 1923: het nationalisme kon alleen en principieel rooms-katholiek zijn. Alle nationalistische groepen onderkenden deze belangrijke koerswijziging. Ze kwam op een ogenblik dat, vijf jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog, bijna iedereen overtuigd was van het faillissement van Het Vlaamsche Front. Bovendien koesterden de katholieke nationalisten de illusie dat ze op deze wijze een conflict met het Belgisch episcopaat zouden kunnen ontgaan.

De uitzichtloze poging van Dosfel en de principeverklaring van Van Severen werden in West-Vlaanderen door Jeroom Leuridan ernstig genomen. Hij behoorde sinds het voorjaar van 1922 tot het door Robrecht de Smet opgerichte Verbond van Vlaamsche Nationalisten De Blauwvoet, een groep die eveneens achter het weekblad Vlaanderen stond. Aldus sloot Leuridan aan bij de strekking die de vernietiging van Het Vlaamsche Front vooropstelde.

In het voorjaar van 1923 begon Dosfel aan de uitbouw van de RKVNV. In december dacht men eraan het weekblad Vlaanderen als officieel orgaan te nemen. Dosfel publiceerde zijn verklaring in Het Vlaamsche Land van 26 januari 1924: "Onze vereniging is christelijk-nationalistisch." Het ging duidelijk om een soort culturele vereniging, niet om een politieke partijformatie. Deze vereniging ijverde voor "de zegepraal" van de katholieke staatsleer en kwam op voor de staatszelfstandigheid van Vlaanderen.

Toen op 16 maart 1924 de vereniging officieel gesticht werd, waren Bert d'Haese en Hendrik Cayman (een stroman van De Smet) de voorlopige mentoren. Cayman handelde over het werkplan en de wijze van inrichting van de vereniging. Leuridan, Emiel Thiers, Joris Lannoo, Martha vande Walle, Jozef Vermeulen, Angela Tysmans, Dries Devos, Frans de Wolf, Jozef Muls en Berten Pil waren de voornaamsten in de stichtingsgroep, waarin het West-Vlaams overwicht duidelijk was.

In de provincie West-Vlaanderen begon een hardnekkige bedeltocht om handtekeningen: Devos, Leuridan en Thiers verzamelden die. Stijn Streuvels en Edward Vermeulen sloten zich begin 1925 aan. Het weekblad Vlaanderen publiceerde in zijn nummer van 21 februari 1925 een hele reeks namen die voorkwamen op een door Lannoo gedrukte lijst, waaronder J. Ampe en Jozef Lootens (Oostrozebeke), Achiel Denys en Karel van Tyghem (Roeselare), E. Strubbe (Brugge), Hendrik Persyn (Wingene) en Maria Putman (Waregem). Er bleken toen 152 West-Vlaamse ondertekenaars te zijn, waarvan 40% afkomstig was uit het arrondissement Roeselare-Tielt. Namen van priesters kwamen niet voor.

Het was ook in dit arrondissment dat spanningen ontstonden in en rond de RKVNV. Vooreerst omdat Van Severen buiten deze groepering gebleven was en koppig ijverde voor een eigen transformatie van de Frontpartij, in het vooruitzicht van de verkiezingen van 5 april 1925. Van Severens opzet zou de Roomsch Katholieke Vlaamsch Nationale Groep worden. Thiers bleef in 1925 pleiten voor een open, culturele beweging met een wervend karakter waarbij de RKVNV als brug zou dienen naar de christelijke arbeidersbeweging. Leuridan ten slotte zag de Vereeniging "om tactische redenen voorlopig slechts cultureel werken. Zij komt in een korte tijdspanne ook op politieke grond."

Al deze spanningen ontlaadden zich in de verkiezingsstrijd van 1925 waarbij de tegenstellingen tussen Van Severen en Leuridan-Thiers niet verborgen bleven. Maar de uitslag van de verkiezingen gaf in feite Van Severen en zijn Roomsch Katholieke Vlaamsch Nationale Groep gelijk: een opening naar de christelijke arbeidersbeweging was mislukt en van een verzoening tussen de Vereeniging en de Groep was voorlopig geen sprake. Van Severen bleek niet geneigd toe te geven aan Leuridan.

De RKVNV ging in de volgende maanden snel ten onder. Zij was de uiting geweest van het streven in West- en Oost-Vlaanderen om zichzelf op te sluiten in een orthodoxe, rooms-katholieke organisatie. Dit streven werd door de bisschoppelijke veroordeling van 11 oktober 1925 de grond ingeboord. Inmiddels was in 1925 het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond gesticht waarin de West-Vlaamse Vlaams-nationalisten (onder meer Van Severen en Leuridan) samenwerkten.

Literatuur

L. Dosfel, Verzameld Werk, III, z.j.; 
A. de Bruyne, Lodewijk Dosfel, 1967; 
P. Renard, De ideologische en organisatorische problemen van het Vlaams-nationalisme in West-Vlaanderen, 1919-1931, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1983; 
R. Vanlandschoot, Joris Lannoo, 1984; 
L. Vandeweyer, 'De eerste barsten in het Vlaamse Front', in WT, jg. 44, nr. 2 (1985), p. 78-94; 
H. Speliers, Dag Streuvels, 1994; 
F. Boudrez, De Rodenbachstede: bakermat der Vlaamsche Beweging? De Vlaamse beweging te Roeselare tijdens het interbellum, 1997.

Auteur(s)

Romain Vanlandschoot