Rogier, Charles L.
(Saint-Quentin 17 augustus 1800 – Sint-Joost-ten-Node 27 mei 1885).
Behaalde in 1826 het doctoraat in de rechten aan de Luikse rijksuniversiteit. Beïnvloed door verlichte en sociale denkers voerde Rogier in de Luikse pers een felle oppositie tegen de politiek van Willem I. Hij gaf de beslissende wending aan het militaire welslagen van de Belgische Revolutie en verwierf hierdoor een grote populariteit; hij werd lid van het Voorlopig Bewind, zetelde in het Nationaal Congres en was van 1831 tot zijn overlijden liberaal volksvertegenwoordiger.
Als minister van binnenlandse zaken van 1832 tot 1834 had Rogier een belangrijk aandeel in de bestuurlijke en administratieve organisatie van België. Deze was geheel Franstalig. De verfransing werd nog versterkt door de benoeming van Walen en Fransen in Vlaanderen. Rogier zelf was gedurende zeven jaar gouverneur van de provincie Antwerpen (1831-1832 en 1834-1840). In het kabinet-Joseph Lebeau (1840- 1841) beheerde hij openbare werken. Zelf leidde hij de regering in 1847-1852 en in 1857-1867, was minister van binnenlandse zaken en van 1861 af minister van buitenlandse zaken.
De eerste regering-Rogier werd al dadelijk geconfronteerd met de economische crisis, die vooral de Vlaamse gewesten trof. Minister Rogier stelde voor de studie en het gebruik van de Franse taal in Vlaanderen uit te breiden, opdat Vlamingen gemakkelijker werk zouden vinden in Wallonië. Wat Rogier hier uit economische noodzaak bepleitte, verwachtte hij op lange termijn ook van de politieke en sociale druk: net zoals de Walen hun dialect verlieten, moesten de Vlamingen overschakelen naar de Franse taal, opdat aldus une famille belge zou kunnen ontstaan. Deze Belgische visie, één staat – één volk – één taal, kwam onvermijdelijk in conflict met de V.B., zodra deze zich politiek manifesteerde en, uitgaande van het volksdualisme binnen de Belgische staat, eisen stelde betreffende het officieel taalgebruik in Vlaanderen. Dit geschiedde in duidelijke termen door de Grievencommissie (1856-1857). Rogier verzette zich tegen de publicatie van het Verslag van de Commissie. Toen dit toch werd gepubliceerd, liet Rogier een tegenrapport verspreiden (maart 1859). De regeringsleider verweet de Commissie gebrek aan vaderlandsliefde en rechtvaardigheidszin. Hij bestempelde sommige Vlaamse eisen als ongegrond, andere als niet te verwezenlijken (vooral om financiële redenen), terwijl hij bepaalde eisen reeds ingewilligd achtte. Met dit laatste doelde hij op de regeringssteun aan de Vlaamse letterkunde. In werkelijkheid was deze begunstiging vrij gering, paternalistisch en politiek gericht.
Rogier heeft getracht de verschuiving van literair-taalkundige naar politieke doelstellingen in de V.B. te stuiten. Zijn anti-Vlaamsgezindheid kan worden verklaard door zijn gevoel van verbondenheid met het België dat hij had helpen creëren en vormen, waarvan hij de stabiliteit in gevaar zag door de V.B. Daar kwam nog bij dat hij de V.B. beschouwde als een product van de Vlaamse geestelijkheid, twijfelde aan de representativiteit ervan en ze zelfs nadelig meende voor de Vlamingen zelf, omdat le mouvement flamand pouvait, jusqu'à un certain point, retarder la propagation du français dans les provinces flamandes, chose qui serait contraire à l'intérêt de ces provinces elles-mêmes.
Werken
Vraegpunt van Vlaenderen. Redevoering uitgesproken door M. Rogier, minister van binnenlandsche zaken, in de zitting van 4 december 1847 by het vragen van een krediet van 500.000 franken, 1847;
'Langue flamande. Observations du Gouvernement sur le rapport de la commission chargée d'examiner les dispositions à prendre dans l'intérêt de la langue et de littérature flamande', in Documents parlementaires. Receuil des pièces imprimées par ordre de la Chambre des Représentants, III, nr. 3 (1858-1859).
Literatuur
E. Discailles, Charles Rogier (1800- 1885), 4 dln., 1893-1895;
L. Willems, 'Minister Rogier en zijn ontwerp van eene Vlaamsche Academie', in Verslagen en Mededeelingen der KVATL (17 mei 1899), p. 91-131;
id., 'Over twee antivlaamsche brieven toegeschreven aan Minister Rogier', in Verslagen en Mededeelingen der KVATL (6 augustus 1902), p. 53-90;
P. Fredericq, Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging, I, 1906;
L. Picard, Geschiedenis van de Vlaamsche en Groot- Nederlandsche Beweging, I, 1937;
H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, I-II-III, 1963- 1964;
T. Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden, 1964;
E. de Bock, Ondergang en herstel of het begin van de "Vlaamse Beweging", 1970;
J.L. de Paepe (e.a.) (ed.), Le parlement belge 1831-1894. Données biographiques, 1996, p. 489-490.