Rode Kruis-Vlaanderen

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

socio-medische vereniging, Vlaamse tak van het Belgische Rode Kruis, dat op 4 februari 1864 werd opgericht onder impuls van dokter André Uytterhoeven, de eerste voorzitter.

België was een van de eerste landen waar een rode-kruisvereniging werd opgericht. De organisatie had ten doel hulp te verlenen aan gewonde en zieke soldaten in oorlogstijd.

Het Belgische Rode Kruis bleef lange tijd een zaak van Franstaligen. In de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw kwamen de bestuursleden haast uitsluitend uit de hogere klassen, met een sterke Brusselse inbreng. De artsen en verplegers die in de vereniging actief waren, hadden een Franstalige opleiding genoten. Een sociale en een geografische taalgrens belemmerden zo de integratie van de vereniging in Vlaanderen. De Eerste Wereldoorlog, met zijn gewonde en zieke frontsoldaten, bracht in deze situatie weinig verandering.

Na de Eerste Wereldoorlog groeide stilaan een werking in vredestijd. Geleidelijk aan verschenen ook de eerste sporen van tweetaligheid in de vereniging. Van 1922 af werden in het maandblad Nederlandstalige artikels gepubliceerd. De structuur bleef echter overwegend francofoon. Mede als reactie hierop werd in 1927 Het Vlaamse Kruis gesticht. Deze vereniging zou zich vrij snel tot een concurrent van het Rode Kruis ontwikkelen. In de loop van de volgende decennia wisselden periodes van wederzijdse onverschilligheid, pogingen tot samenwerking en scherpe vijandigheid tussen de twee organisaties elkaar af.

In de loop van de jaren 1930 groeide bij een aantal bestuursleden van het Rode Kruis het besef dat de Vlaamse aanwezigheid in het Rode Kruis en van de aanwezigheid van de vereniging in Vlaanderen moesten worden versterkt. Het zou evenwel nog tot 1940 duren, onder het voorzitterschap van Pierre Nolf, vooraleer er een eerste aanzet tot verandering werd gegeven. De algemene raad – het hoogste beleidsorgaan van het Rode Kruis – besloot op 3 augustus 1940 dat voor bestuur en vergaderingen van de Vlaamse afdelingen, de ambulancierscursussen in Vlaanderen en de briefwisseling met het Vlaamse landsgedeelte enkel het Nederlands de voertaal werd. In januari 1942 kwam Marcel Lambin in dienst als eerste Vlaams topambtenaar. Als adjunct-directeur-generaal ijverde hij in de daaropvolgende jaren sterk voor een sanering van de taaltoestanden. Onder zijn impuls werden in Vlaanderen tientallen nieuwe afdelingen opgericht. Hij zorgde er ook voor dat een aantal vooraanstaande Vlamingen actief werd in de provinciale en nationale besturen: Constant van Gestel, professor Albert Lacquet, Karel Goddeeris, Jozef Droogmans, Eugène Mattelaer, Norbert de Witte en Hector Rombaut. Het Franstalige overwicht bleef echter nog lange tijd aanwezig.

Vooral in de eerste jaren van de Duitse bezetting werd door het Rode Kruis en Het Vlaamse Kruis gezocht naar een vorm van samenwerking, waarbij zelfs een fusie niet uitgesloten leek. Maar uiteindelijk liepen de onderhandelingen vast op het wederzijdse wantrouwen, het gebrek aan toegevingsbereidheid en de ambities van de beide organisaties.

Na de Tweede Wereldoorlog bleven de taalverhoudingen in het Rode Kruis dezelfde. In 1958 ontstond bij een groot aantal Vlaamse culturele verenigingen en in sommige afdelingen commotie toen een Franseentalige tot voorzitter werd gekozen. Einde oktober 1958 verzocht de algemene raad prins Albert (de later koning Albert II) het voorzitterschap op zich te nemen.

In een memorandum, bekendgemaakt op 14 januari 1959, uitten negentien Vlaamse culturele verenigingen, verenigd in het Actiecomité voor het Rode Kruis, een reeks grieven omtrent de niet-naleving van de taalwet van 1932 en de achteruitstelling van Vlaamse staatsburgers in het beheer van het Rode Kruis. Zij wezen op een aantal statutaire bepalingen die de wantoestanden op taalgebied in de hand werkten. Op 18 maart 1959 interpelleerde VU-volksvertegenwoordiger Frans van der Elst, minister van volksgezondheid Paul Meyers over de kwestie. De minister twijfelde aan de toepasselijkheid van de taalwet bij het Rode Kruis en stelde voor de Vaste Commissie voor Taaltoezicht te raadplegen. Het advies van deze commissie bepaalde dat vanuit juridisch oogpunt de taalwet van 1932 niet van toepassing was, behalve voor de medewerking aan de gezondheidsdienst van het leger in oorlogstijd. Nochtans was het volgens het advies niet denkbaar dat het Rode Kruis in oorlogstijd deze wet zou eerbiedigen als ze dat niet in vredestijd deed. In een aanvullend memorandum, op 15 juni 1960, eisten de Vlaamse culturele verenigingen dan ook een uitdrukkelijke statutaire bepaling over de verplichte naleving van de taalwet bij het Rode Kruis. Dit leidde ruim een jaar later tot het in overeenstemming brengen van de statuten met de taalwetgeving.

In de loop van de jaren 1960 won, onder invloed van de toenemende federalistische tendensen in de Belgische samenleving, de gedachte aan structuurhervormingen in het Rode Kruis. De anti-Vlaamse houding van een aantal Franstaligen in de vereniging, die zich sterk verzetten tegen enige Vlaamse inspraak, werkte als een katalysator. In Vlaamse provinciale en plaatselijke besturen van het Rode Kruis werd steeds openlijker over een splitsing gesproken. In mei-juni 1969 ontstond een perscampagne omtrent het ontslag van de Vlaamse adjunct-directeur-generaal. Twee parlementaire initiatieven uit die periode gingen in de richting van de gevraagde structuurhervormingen. De VU-senatoren Wim Jorissen, Edgard Bouwens en Leo Elaut dienden op 10 juni 1969 een wetsvoorstel in tot oprichting van een Vlaams en een Waals Rode Kruis. Veertien dagen later pleitte Elaut in een interpellatie voor de aanpassing van het Rode Kruis aan de dualiteit van het land.

Als reactie op deze gebeurtenissen greep op 2 augustus 1969 in Schelle, ten huize van nationaal ondervoorzitter Marcel Thienpont, een informele gedachtewisseling plaats over de taal- en structuurproblemen van het Rode Kruis. Zesentwintig afgevaardigden uit de verschillende echelons van het Rode Kruis in Vlaanderen namen hieraan deel. De vergadering eiste een scheiding van de administratieve diensten van het Rode Kruis in een Vlaamse en een Waalse vleugel. Bovendien moest de Vlaamse vleugel zelfbestuur krijgen door de oprichting van een directiecomité en van een gemeenschapsraad voor elke gemeenschap.

Tijdens een vergadering van de algemene raad op 13 december 1969 verklaarde prins Albert dat het Rode Kruis in zijn geledingen en administratie de weerspiegeling moest vinden van alle sociale, economische en culturele schakeringen van het land. De administratie moest zich aanpassen aan de stijl, temperament, aard en cultuur van elke gemeenschap. Als gevolg van deze verklaring kreeg een werkgroep van tien Nederlands- en tien Franstaligen de opdracht de structuren en activiteiten van de vereniging te bestuderen. In hun eindverslag van 11 december 1971 pleitten zij voor de eerbiediging van de taalpariteit in de hogere organen van het Rode Kruis en voor een doorgedreven democratisering en een decentralisatie met eerbied voor de rechten van de twee gemeenschappen. De nieuwe statuten, die op 11 september 1972 in het Belgisch Staatsblad verschenen, gingen uit van de "eenheid in verscheidenheid": autonomie voor elke taalgemeenschap, maar tevens behoud van de eenheid van de instelling. Dit laatste was noodzakelijk voor de internationale erkenning, die bepaalde dat er slechts één rode-kruisvereniging per land mocht bestaan. Twee gemeenschapsraden bepaalden voortaan het eigen beleid en de bijzondere activiteiten van de eigen gemeenschap. Een Vlaams directiecomité nam het beheer van het Rode Kruis in de Vlaamse gemeenschap op zich. Een nationale raad bepaalde het algemeen beleid. Op 25 november 1972 ging de Vlaamse gemeenschapsraad van het Rode Kruis van start, met Thienpont als voorzitter en Carl Vandekerckhove als directeur-generaal.

Een poging tot toenadering met Het Vlaamse Kruis liep in 1975 opnieuw op niets uit. Ditmaal zorgde vooral de tegenstand vanuit Het Vlaamse Kruis voor een mislukking.

De decentralisering van de diensten van het Rode Kruis werd in de loop van de volgende jaren verder uitgewerkt. In 1981 werden de bloedtransfusiediensten gesplitst. In 1986 volgde een volledige financiële autonomie. De goedkeuring van de nieuwe statuten in 1992 gaf aan het Rode Kruis een federale structuur. Sinds 1 juli 1993 is deze situatie verduidelijkt door de benaming Rode Kruis-Vlaanderen.

Literatuur

D. Janssens, Een historisch archief. De geschiedenis van het Rode Kruis op basis van herontdekte Turnhoutse documenten, z.j.; 
L. de Munck, 'De geschiedenis van het Belgische Rode Kruis', in Universeel, jg. 14, nr. 1-4 (1989); 
Voor jou, door jou. Het Belgische Rode Kruis 1864-1989, 1989; 
F. Seberechts, Niets dan het welzijn van ons volk. Het Vlaamse Kruis 1927-1997, 1997.

Auteur(s)

Luc de Munck