Renier, Pieter J.
(Deerlijk 21 september 1795 – Deerlijk 29 augustus 1859).
Zette van 1811 af de door zijn vroeg overleden vader te Deerlijk gestichte kostschool voort. Renier behaalde het diploma van onderwijzer in 1817. Na 1820 stichtte hij nog een meisjesafdeling en van 1852 af kwam er ook een bloeiend leerwerkhuis bij voor het handweven van lijnwaad. Zijn school werd kort na zijn aanstelling tot inspecteur lager onderwijs in 1856 gesloten. Een uitvloeisel van zijn onderwijs waren de Beginselen der Vlaemsche Spraekkunst (1831; tiende uitgave 1853: van 1841 af qua spelling aangepast aan de besluiten van het Taelcongres te Gent). Als pedagoog zette hij zich in voor de volkstaal en de volksverheffing. Een van zijn beroemdste leerlingen, Hugo Verriest, getuigde nog in 1921: "Ik groete U, vader Renier, die de eerste glans van mijne schoone moedertaal hebt in mijn hoofd gelegd, het eerste genot van zijn rythmen in de ontroering van mijn zoete lippen hebt doen wagen en wiegen (...)."
Literair gesproken nam Renier van 1811 af regelmatig deel aan dichtwedstrijden in Oost- en West-Vlaanderen, waarbij hij ook herhaaldelijk bekroond werd. Verder schreef hij voor het gezelschap Rethorica te Deerlijk of voor schoolopvoeringen een dertigtal toneelstukken en een reeks legenden. Hij werkte mee aan de Almanak voor Blijgeestigen (Brussel, 1826-1830), het Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje (Gent, 1834-1859), de Nederduitsche Letteroefeningen (Gent, 1834), het Muzenalbum (Antwerpen, 1843-1846) en was corresponderend lid van De Tael is gan(t)sch het Volk (Gent, 1838) en Met Tijd en Vlijt (Leuven, 1846). Tot zijn bekendste werk behoorden zijn Uytgekoozen Verdichtselen, vry gevolgd naer het Fransch van den Heer Lafontaine (Kortrijk 1832, van de vierde uitgave, 1836, af herdoopt tot Fabelen) en vooral zijn eigen Vlaemsche Mengeldichten, die in 1843 verschenen en herhaaldelijk werden herdrukt. Zijn borstbeeld werd te Deerlijk opgericht in 1869. In 1934 en 1937 werd zijn nagedachtenis geëerd met een gedenkplaat.
Literatuur
F. Rens, 'Petrus-Johannes Renier', in De Eendragt, jg. 14 (11 september 1859), p. 21-22;
id., 'Petrus-Johannes Renier', in Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje, jg. 27 (1860), p. 157-158;
J.G. Frederiks en F.J. van den Branden, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, 18922;
R. de Clercq, 'Renier (Pierre-Jean)', in BN, XIX, 1907;
R. Henneman, Pieter Jan Renier
Dichter en kostschoolhouder te Deerlijk 1795-1859, 1959;
A. Demedts, 'Renier, Pieter Jan', in NBW, VIII, 1979;
D. Velghe, 'Pieter Jan Renier (1795-1859): dichter en kostschoolhouder', in Derlike. Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring Dorp en Toren Deerlijk, jg. 18 (oktober 1995), p. 35-72.