Plessers, Lodewijk J.

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Niel-bij-As 6 maart 1862 – Amersfoort 5 augustus 1915).

Volgde middelbaar onderwijs aan het gemeentelijk college te Beringen en aan het college te Saint-Roch (Ferrières), studeerde wijsbegeerte aan het Klein Seminarie van Sint-Truiden en vanaf 1884 rechten aan de universiteit te Leuven. In 1889 woonde Plessers een tijdlang als huisleraar te Parijs, maar hetzelfde jaar vertrok hij naar Argentinië. In 1891 hervatte hij zonder succes zijn studie in de rechten te Leuven; van dat jaar af vervulde hij de functie van studiemeester aan de athenea te Hasselt, Antwerpen en te Brugge, tot 1905, waarna hij om gezondheidsredenen ontslag nam. Hij vestigde zich daarna te As. In 1914 week hij uit naar Nederland en verbleef er tot zijn dood in een vluchtelingenkamp.

Plessers werd waarschijnlijk Vlaamsgezind in het college te Saint-Roch, waar toen talrijke jonge Limburgers, onder anderen de priester-dichters August Cuppens en Jacob Lenaerts, studeerden. In dit college ondergingen velen de Vlaamsgezinde invloed van Martinus-Hubertus Rutten, directeur van 1873 tot 1877 en later bisschop van Luik. Plessers bereidde zich daarna te Sint-Truiden op het priesterschap voor. Net als zijn medestudenten leerde hij er het werk van Guido Gezelle kennen. Plessers deed zich in Sint-Truiden dadelijk opmerken door zijn schrijf- en spreekvaardigheid en werd er ondervoorzitter van het letterkundig genootschap Utile Dulci. Volgens Plessers liet dit genootschap zich echter te veel in met taaldisputen en had het een te weinig strijdend karakter. Ook werden de studenten te weinig ingelicht over de V.B. en de Dietse studentengemeenschap. Deze houding werd hem kwalijk genomen en hij kreeg het consilium abeundi.

Aan de Leuvense universiteit toonde hij zich van meet af aan erg actief: twee jaar achter elkaar was hij secretaris van Met Tijd en Vlijt, in 1885 stichtte hij er, onder anderen met Arnold Hendrix, de Limburgse gouwgilde en in 1888 werd hij ondervoorzitter van het Vlaamsch Rechtsgenootschap aan de Leuvense universiteit. Ook in Limburg was hij intussen uitermate bedrijvig. Van 1886 tot 1888 organiseerde hij in verschillende Limburgse steden Limburgse studentengouwdagen. Op deze vergaderingen kwamen naast de onderwijsproblematiek ook de verfransing van het gerecht en het bestuur aan bod. Aanvankelijk patroneerde de Leuvense gouwgilde deze gouwdagen; van 1904 nam de Oud-Hoogstudentenbond de leiding over. Plessers kon als spreker de aanwezigen tot geestdrift brengen, vooral daar hijzelf voor deze bijeenkomsten strijdliederen schreef. Deze gouwdagen hadden resultaat: de in 1888 aanwezige provincieraadsleden J. Byvoet en P. Voets spraken korte tijd later Nederlands in het verfranste provinciebestuur.

In een te Hasselt in 1886 anoniem gepubliceerd pamflet onder de titel Geen Verbastering zette Plessers zijn opvattingen over de V.B. uiteen. Het was hem vooral om de strijd voor het behoud van het eigen wezen van het Vlaamse volk te doen, om de ontaarding van godsdienst, taal en zeden tegen te werken. Dit kon slechts gerealiseerd worden door de vernederlandsing van het onderwijs, het rechtswezen, de kerk en het gezin: "De verfransing is de zakelijke moord van onze aard, van onze stamgeest. Het leven, ons eigen leven (motus per se ipsum), dat wil de Vlaamsche beweging." Die ideeën droeg hij verder uit in het door hem in 1888 gestichte viermaandelijkse studentenblad De Kabouter uit het Land van Loon. Dit blad werd de tolk van de Limburgse studentenbeweging. In vele artikelen trok Plessers, onder diverse pseudoniemen, tegen allerlei wantoestanden van leer en pleitte hij onder andere voor de vernederlandsing van het onderwijs. In dat blad verschenen ook zijn liederen, in Rodenbachiaanse stijl gesteld, die ongemeen populair werden, onder andere Mijn Kempenland, Het Land van Loon en ook het Krouwerslied, dat de strijdzang van de Limburgse studenten werd. Toen hij in 1889 in Parijs en daarna in Argentinië verbleef, schreef hij nog artikelen in De Kabouter en publiceerde hij een 30-tal brieven in het Brusselse dagblad Het Land.

In 1891 nam hij vanuit Leuven de leiding van De Kabouter weer op zich. In december 1895 nam hij afscheid van de Kabouter-lezers omdat hij zich wegens zijn statuut van rijksambtenaar niet langer kon engageren in een politieke aangelegenheid als de V.B. De Kabouter verdween eind 1896. De jaren van actie waren voorbij, al publiceerde hij in 1906, samen met August Bossaerts en E. van Laar, nog Het Vlaamsch Programma. Verslag over de Vlaamse grieven en hun herstel. Hierin werd 50 jaar later het werk van de zogenaamde Grievencommissie opnieuw gedaan. De meest opmerkelijke eisen waren de volledige vernederlandsing van het onderwijs en ontdubbeling van de ministeries in Vlaamse en Waalse afdelingen.

Plessers was onbetwist de een van de actiefste en sterkste persoonlijkheden in de tweede helft van de 19de eeuw in de Limburgse V.B.

Werken

Artikelen in De Kabouter uit het Land van Loon (pseudoniemen: Bieken van Hei, Krouwer, Roderik, 1888- 1895); 
Geen verbastering (anoniem, 1886); 
liederen in De Kabouter; 
Het Vlaamsch Programma. Verslag over de Vlaamsche grieven en hun herstel uitgebracht door A. Bossaerts, Fr. Van Laar en L. Plessers om de 50e verjaring te herdenken van de Vlaamse Grievencommissie (27 juni 1856), 1906; 
'Enige gedachten van Lodewijk Plessers', in Limburgsche Bijdragen (1915).

Literatuur

H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, IV, 1965; 
J. Daemen en E. Snijders, Lodewijk Plessers 1862-1915: Limburger, flamingant, leider, dichter, journalist, bezieler, 1985; 
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke studentenbeweging (1830-1894), 1987.

Auteur(s)

Simon Vandevelde; Sam van Clemen