Pennoen, Het (1925-1926)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

"driemaandelijksch tijdschrift voor het Katholiek Vlaamsch Knapenschap", waarvan tussen 1925 en 1926 3 nummers verschenen, en dat kan worden beschouwd als de 51ste jaargang van De Vlaamsche Vlagge.

Het studentenblad De Vlaamsche Vlagge werd vanaf Pasen 1924 geleid door priester Leo Dumoulin die op de achtergrond steun kreeg van de priesters Jules Faes, Cyriel Verschaeve en Jules Callewaert. Dumoulin dreef het blad verder in anti-Belgische en Vlaams- nationalistische maar tegelijk ook in militant integraal- katholieke richting. Het anti-Belgische Vlaams-nationalisme werd op 30 september 1925 door de Brugse bisschop Gustave Waffelaert veroordeeld, een standpunt dat op 11 oktober door de andere bisschoppen werd bijgetreden. In november luidde de 'vertaling' daarvan in de West-Vlaamse colleges dat het op straf van doodzonde verboden was De Vlaamsche Vlagge te lezen. De mensen die bij het uitgeven ervan waren betrokken of zich ervoor verantwoordelijk voelden reageerden uiteenlopend op deze ontwikkeling. Dat waren naast bovengenoemden nog drukker Joris Lannoo, de oudere leden van de Swighenden Eede Hendrik Persyn en Karel Blancke en het West-Vlaamse gouwbestuur van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS), de Leuvense studenten Jozef Devroe, W. Wostyn, G. van Hoonacker en C. Capelle. Persyn meende dat De Vlaamsche Vlagge zich moest onderwerpen of verdwijnen, het AKVS-gouwbestuur hoopte dat het blad zou doorgaan zonder zijn nationalisme te matigen en hoewel Dumoulin en Lannoo hun Vlaams-nationalisme niet wilden matigen vreesden ze dat de lezers onder kerkelijke druk zouden afhaken.

Dumoulin, Faes en Lannoo dachten 'slim tegen slim' te spelen door een nieuw blad te lanceren met de naam Het Pennoen, waarvoor ze de oud-algemeen voorzitter van het AKVS, Berten Catry, bereid vonden als verantwoordelijk redacteur op de omslag te fungeren. Officieel werd het blad geredigeerd door de Ridders van de Groene Tente, die zich vrienden van de Swighenden Eede noemden. Het eerste nummer verscheen met Kerstmis 1925 en hield naast een paar redactionele artikelen een uitvoerig verslag in van de Vlaggefeesten die vorige zomer in Brugge waren gehouden. Het uitgeven van een nieuw tijdschrift kon echter niet beletten dat een aantal collegedirecteuren het als een voortzetting van De Vlaamsche Vlagge meenden te herkennen en hun leerlingen verboden het te lezen terwijl radicale Leuvense AKVS-kringen net het tegenovergestelde dachten en de Ridders verweten de Vlagge-geest te verraden. Het tweede nummer, met Pasen 1926, telde 165 opstelinzendingen, het derde nummer, tijdens de grote vakantie 1926: 327, wat op terugkerend vertrouwen en toenemende durf van de leerlingen wees.

Aan het groeiende verlangen van vele flaminganten opnieuw De Vlaamsche Vlagge te zien verschijnen, kon men tegemoetkomen, nadat Persyn zich voor Catry als hoofdredacteur teruggetrokken had. Met Kerstmis 1926 verscheen het eerste nummer van de 52ste jaargang van De Vlaamsche Vlagge.

Literatuur

L. en L. Vos-Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875- 1933, 1976.

Auteur(s)

Louis Vos