Pennoen, Het (1878-1880)
was vanaf nieuwjaar 1878 tot augustus 1879 het viermaandelijks orgaan van de Vlaamsche Studentenbond en in 1880 een maandelijks tijdschrift voor kunst en letteren; het werd uitgegeven te Antwerpen (nieuwjaar 1878) en te Brugge (1878-1880).
Het blad zou volgens mededelingen van Albrecht Rodenbach en Pol de Mont in 1878 ongeveer 400 abonnementen geteld hebben. In december 1879 liet drukker M. Delplace van Brugge aan Rodenbach evenwel weten dat er (nog) maar 286 inschrijvers waren. De redactie, bestaande uit Rodenbach (pseudoniemen Bursche, Harold), De Mont (pseudoniemen Olympio, Ortwin), Florimond Heuvelmans (pseudoniemen Seghersen, Knib-be-lar en Gustaaf Eeman (pseudoniemen Franskiljonshater, Hoestab a Filistone, Ogier de Deen). Nadat Rodenbach zonder succes geprobeerd had om het al bestaande tijdschrift De Vlaamsche Vlagge als orgaan van de in september 1877 opgerichte Vlaamsche Studentenbond te lanceren begon het hoofdbestuur van deze bond met de uitgave van een eigen tijdschrift. De eerste twee jaargangen werden praktisch volgeschreven door Rodenbach en in mindere mate door De Mont.
Het Pennoen wilde aanvankelijk een strijdend studententijdschrift brengen. Het wilde in de studentenbeweging de rol van 'scherpschutter' spelen terwijl De Vlaamsche Vlagge deze van 'zware batterie' toebedeeld kreeg. Rodenbach werkte in dit tijdschrift de blauwvoetersideologie verder uit. Hij drukte de studenten op het hart dat zij een voorhoederol te spelen hadden in de 'Vlaamse kampe' die gericht moest zijn op de volledige hervlaamsing van mentaliteit en cultuur. In de reeks artikelen "Studentenwerk in de Vlaamse kampe" hield hij hen voor hoe ze dat concreet konden doen: niet in opstand komen tegen de overheid maar passief weerstand bieden tegen de verfransende invloeden door zich, naar het voorbeeld van de Duitse Burschenschaften, inwendig en uitwendig om te vormen tot authentieke Vlamingen, tot in de kleding toe. Ze moesten ook trachten anderen te overtuigen door gesprekken, liederen en toneel. Rodenbach haalde hier het voorbeeld aan van de West-Vlaamse spelersgilden. In Het Pennoen werden de studenten op de hoogte gehouden van de werking van de Vlaamsche Studentenbond en verschenen verscheidene kerelsliederen, evenals het toneelstuk De studenten van Warschau van Rodenbach, een allegorie van De Groote Stooringe in het Klein Seminarie van Roeselare. De bijdragen van De Mont waren meer van literaire en kunstkritische aard.
Vanaf 1878-1879 viel de activiteit van de Vlaamsche Studentenbond, mede tengenvolge van de groeiende onenigheid tussen Rodenbach en De Mont, bijna helemaal stil en was Het Pennoen nog het enige bindmiddel tussen de bondsleden. De bijdragen van de tweede jaargang hadden niet meer dat enthousiaste en mobiliserende karakter van de eerste. Het waren meer literaire teksten en voor scholieren moeilijk verteerbare essays over literatuur en kunst. Toen de redactie in juli 1879 besloot er een algemeen cultuurtijdschrift van te maken dat zich niet meer uitsluitend tot scholieren en studenten zou richten was dat een bevestiging van een bestaande trend. Door deze beslissing ging de laatste band tussen de bondsleden verloren.
Van de kant van de seminaristen bestond er overigens verzet tegen het tijdschrift, omdat het uitsluitend in handen was van universiteitsstudenten. Het kreeg ook het verwijt toegestuurd dat het niet katholiek en te West-Vlaams zou zijn. In West-Vlaanderen zelf verloor het blad in 1879 verder aan krediet omdat Rodenbach in opspraak raakte. Het was wellicht aan Hugo Verriest te danken dat het niet tot een breuk kwam tussen De Vlagge en het van geusgezindheid beschuldigde Het Pennoen.
Vanaf 1880 werd Het Pennoen een maandblad en werd de vroegere ondertitel "Tijdschrift voor het Vlaamsch studentenvolk" gewijzigd tot "Tijdschrift voor kunst, letteren, critiek en Vlaamsche beweging". Het leverde vooral kritische bijdragen over kunst, taal en geschiedenis. Aan die wijziging was gedurende het najaar 1879 een scherpe strijd binnen de oude redactie voorafgegaan om het bezit van het tijdschrift. Rodenbach had nog tot december 1879 gehoopt om het onder zijn beheer te krijgen. De Mont had het tijdschrift niet uit handen willen geven en de meerderheid van de redactie aan zijn kant gekregen. Rodenbach had zich daarop uit de redactie teruggetrokken en liet in januari 1880 het eerste – en enige - - nummer van Het Nieuw Pennoen verschijnen. Daarop volgde een vinnige en onverkwikkelijke polemiek tussen de doodzieke Rodenbach en De Mont in Het Vlaamsch Heelal. Niettemin zou De Mont na de dood van Rodenbach in het zomernummer 1880 van Het Pennoen een uitgebreid herdenkingsartikel aan zijn vroegere vriend wijden en er zo toe bijdragen dat Rodenbach snel zijn inspirerende kracht herwon.
Na de derde jaargang werd Het Pennoen vervangen door Jong Vlaanderen.
Literatuur
M. de Bruyne en L. Gevers, Kroniek van Albrecht Rodenbach, 1980;
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de Katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.