Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

eind 1965 opgericht om, na het opdoeken van het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens, opnieuw een zekere continuïteit in het Vlaamse overleg tot stand te brengen.

Initiatiefnemers waren Clem de Ridder van het Davidsfonds, Achilles Mussche van het August Vermeylenfonds en Adriaan Verhulst van het Willemsfonds. Behalve de drie grote cultuurfondsen, het Karel Bulsfonds en het Frans Masereelfonds, vonden nog een 50-tal cultuurverenigingen en actiegroepen aansluiting bij deze koepelorganisatie, onder meer de Vlaamse Volksbeweging, het IJzerbedevaartcomité, het Verbond van het Vlaams Overheidspersoneel en de Vlaamse Toeristenbond – Vlaamse Automobilistenbond. Het pluralistische opzet maakte dat het OVV lang de status genoot een van de belangrijkste woordvoerders van de V.B. te zijn.

In de schoot van het OVV werden actiecomités opgericht, onder meer het Koördinatiekomitee Taalregeling Hoger Onderwijs (mei 1966), met als doel een dertigtal actiegroepen te bundelen die ijverden voor de overplaatsing van de Franstalige afdeling van Leuven naar Wallonië en voor de splitsing van de Vrije Universiteit Brussel in een Nederlands- en Franstalige afdeling. Ook het Nationaal Komitee 5 November, genoemd naar de eenheidsbetoging in Antwerpen op dezelfde dag in 1967, werd opgericht onder impuls van het OVV. De voornaamste eisen van deze betoging waren, behalve de overheveling van 'Leuven Frans' naar Wallonië en de verdubbeling van de Vrije Universiteit Brussel, de toepassing van de taalwetgeving, de definitieve afbakening van Brussel- Olievlek, de vraag om meer armslag voor het Nederlandstalige onderwijs in Brussel en een nationaal statuut voor Brussel. Op de Staten-Generaal der Vlaamse verenigingen, door het OVV georganiseerd op 9 november 1968, konden inzake het universitaire onderwijs al belangrijke Vlaamse overwinningen worden vastgesteld.

Belangrijk in de strijd van de Brusselse Vlamingen is het Algemeen Vlaams Congres (13 juni 1971) geweest dat het OVV samen met de Kultuurraad voor Vlaanderen inrichtte. In de resoluties inzake Brussel toonde het Congres zich voorstander van een fusie van de 19 gemeenten, het was voor de oprichting van een eigen kiesarrondissement Halle-Vilvoorde, voor de definitieve afbakening van Brussel-19 en eiste de strikte toepassing van de taalwetgeving. De besluiten die op dit Congres werden geformuleerd, zouden jarenlang de leidraad vormen voor de Vlaamse verenigingen en organisaties in Brussel. Ook de uitbouw van sociaal-culturele raden in de Brusselse gemeenten om zo de Vlaamse gemeenschap te organiseren, te coördineren en meer algemeen bewust te maken, werd op het Algemeen Congres als strategie verdedigd. De oprichting van een "overlegcentrum van de gemeentelijke Vlaamse gemeenschapsraden", wat de Agglomeratieraad voor het Plaatselijk Sociaal-Kultureel Werk (APSKW) zou worden en de oprichting van "een representatief Vlaams centrum als spil voor het verenigings- en cultuurleven in de hoofdstad", het latere Contact- en Cultuurcentrum Brussel, liggen dan ook volledig in de lijn van de op het Congres voorgestelde initiatieven in de hoofdstad.

In juli 1972 maakte het OVV een Vlaams Manifest voor Brussel bekend na de voor de Vlamingen zeer ontgoochelende uitslag van de agglomeratieraadsverkiezingen, temeer daar de waarborgen voor de Nederlandstaligen in de organen van de agglomeratie niet bleken te werken. In dit manifest, gericht tot de Nederlandstalige verkozenen in het parlement, werd een 7-puntenprogramma voor Brussel voorgesteld. Het document werd ondertekend door 94 prominente Vlamingen uit de academische, politieke, culturele en (sociaal-)economische wereld.

De onderhandelingen van Steenokkerzeel (april 1974) over de gewestvorming vormden de aanleiding voor de tweede nationale betoging van het OVV. De zogenaamde 24 november- betoging in 1974 in Halle, met enkele tienduizenden deelnemers, was gericht tegen de verdere uitbreiding van het aantal gemeenten met faciliteiten, tegen de verfransing in Vlaams-Brabant en pleitte voor de beperking van Brussel-19.

Het OVV heeft zich altijd als zo breed mogelijke Vlaamse koepelorganisatie willen profileren. Van bij het begin waren er dus gematigde naast meer radicale organisaties in actief. Vooral de standpunten van het Willemsfonds gingen minder ver dan die van andere aangesloten groeperingen, en de loyauteit voor het Belgische unitair staatsbestel was bij deze organisatie nadrukkelijker aanwezig. Binnen het OVV haalden de voorstanders voor federalisme in de beginjaren overigens zeker niet de bovenhand. Pas bij de viering van het 10-jarige bestaan van het OVV spraken de aangesloten verenigingen zich unaniem uit voor een hervorming van de staatstructuur in federale richting. De Verklaring van de Acht, een tekst ondertekend door 8 schrijvers zijnde Louis-Paul Boon, André Demedts, Marnix Gijsen, Hubert Lampo, Maria Rosseels, Gerard Walschap, Albert Westerlinck en Anton van Wilderode werd voorgelezen op de herdenkingszitting op 25 mei 1976. Met deze tekst roepen de schrijvers op om in een geest van onderlinge verstandhouding tussen het Waalse en het Vlaamse volk, de huidige taalgrenzen en de afbakening van het Brusselse Gewest als definitief te beschouwen.

Het verzet tegen het Egmontpact (1977) legde de verschillen in standpunten van verschillende aangesloten verenigingen pijnlijk bloot. Het Davidsfonds stond aan de spits van het verzet tegen het pact, maar omdat Aloïs Gerlo van het Vermeylenfonds weigerde mee te reageren, kon de strijd niet onder de banier van het OVV worden gevoerd. Deze twist vormde de aanleiding voor de oprichting van het Anti-Egmontkomitee, maar het leidde nog niet tot een breuk binnen het OVV.

Begin de jaren 1990 kende het OVV opnieuw interne moeilijkheden door pogingen van rechts-extremistische organisaties om meer greep te krijgen op de grote koepelorganisaties. Tegelijkertijd maakte het OVV en meer in het algemeen de V.B. na de goedkeuring van het Sint-Michielsakkoord (1993) een identiteitscrisis door. De combinatie van beide maakte dat het Vermeylenfonds en vervolgens ook het Willemsfonds uit het OVV stapten. Sindsdien heeft het oorspronkelijk pluralistische OVV zeker aan kracht en invloed moeten inboeten en kan het niet meer bogen op de status van belangrijkste vertolker van de Vlaamse opinie.

Het voorzitterschap van het OVV wordt om de 2 jaar toegewezen aan een van de deelverenigingen. Voorzitters waren onder meer Verhulst, De Ridder, Gerlo, Paul Daels, Carlo Heyman, Lieven van Gerven, Ernest van Buynder, Hugo van Hemelryck en Mathias Storme (huidig voorzitter).

Auteur(s)

Ann Mares