Oudersbond
in feite Oudersbond tot uitbreiding en verbetering van het Vlaamsch Katholiek Onderwijs, werd op 17 december 1910 – het jaar van een belangrijke wet op het taalgebruik in het middelbaar onderwijs – opgericht te Antwerpen als een vereniging van ouders "die belangstellen in 't vraagstuk van het onderwijs en de noodige hervormingen willen doorgevoerd zien om te komen tot een onderwijs en opvoeding: Katholiek en Vlaamsch, in alle graden, in alle vakken, over heel Vlaamsch-België".
Meer concreet beval de Oudersbond de Vlaamse ouders aan, dat de 'Vlaamse' moedertaal de taal moest zijn van de eerste opvoeding; dat het Frans eerst na het vierde leerjaar, "dus niet voor den ouderdom van tien jaar" mocht aangevat worden; dat de onderwijzers de 'Vlaamse' taal flink moesten beheersen en dat het Frans door bijzonder onderlegde leerkrachten "zuiver en zorgvuldig aangeleerd moest worden"; dat het 'Vlaams' de onderwijstaal moest zijn in alle klassen van het lager onderwijs en in alle vakken "behalve het vak der Fransche taal". De Oudersbond, gevestigd in het Katholiek Vlaamsch Secretariaat te Antwerpen, stond onder het voorzitterschap van Frans van Cauwelaert; ondervoorzitter van het comité was Lieven Gevaert, aanvankelijk ook Maria Belpaire, secretaris- penningmeester dr. J. Gevaert. Bij de eerste leden van het comité vindt men onder meer Arnold Hendrix, Jan Quintens, Alfons Depla, Reimond Speleers, Gustaaf Borginon. Tot de belangrijkse verwezenlijkingen van de Oudersbond behoren de stichting te Antwerpen, in 1912 met de financiële steun van L. Gevaert, van de (eerste) Sint- Lutgardisschool, en in 1929 van het Sint-Lievenscollege, eveneens met volledig middelbaar onderwijs in het Nederlands.