Oostfronters

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

duidt in de smalle betekenis van het woord op de vrijwilligers die in het kader van het Vlaamsch Legioen en de Waffen-SS aan de zijde van Duitsland vochten tegen het Sovjetrussische Rode leger van 1941 tot 1945. In een brede betekenis duidt het op alle Vlamingen die in militaire, logistieke en transporteenheden ingezet werden in het Duitse leger in de Sovjet-Unie tegen het Rode Leger.

Toen de strijd aan het oostfront op 22 juni 1941 losbarstte werd het snel duidelijk dat het lot van het Derde Rijk ervan zou afhangen. Er werd in heel bezet Europa een propagandacampagne gevoerd voor vrijwilligers die zich in en achter het Duitse leger wilden inzetten tegen het 'Rode gevaar'. De werving voor het oostfront kreeg een symbolische betekenis voor alle politieke groepen die hun lot verbonden hadden met nazi-Duitsland. Met de inzet van volgelingen aan het oostfront wilden ze hun plaats aan de onderhandelingstafel afdwingen als na de eindoverwinning Adolf Hitler over het nieuw geordende Europa zou beslissen. De werving was dan ook sterk gepolitiseerd. Vele volgelingen van collaboratiegroeperingen meldden zich. Daarnaast was er een instroom van vrijwilligers met anticommunistische motieven. Hoewel de katholieke Kerk in België zich onthield van elke werving, individuele priesters uit het collaboratiekamp niet te na gesproken, is de verstrengeling tussen anticommunisme en katholicisme zeker een voedingsbodem geweest voor de propaganda. Voorts is het evident dat er ook een brede instroom was van apolitieke vrijwilligers op zoek naar avontuur en/of carrière in het Duitse leger. In Vlaanderen was het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) het meest actief in de werving. De partij richtte in de zomer van 1941 het Vlaamsch Legioen op. Maar het had sedert 20 april 1941 al honderden volgelingen geworven voor de Waffen-SS in het kader van een opbodpolitiek met de Algemeene-SS-Vlaanderen. Deze vrijwilligers kwamen in de SS-Standarte 'Nordwest' terecht. Ze werden opgenomen in het Vlaamsch Legioen dat in feite een Waffen-SS-eenheid was. De VNV-leiding hoopte nochtans dat het Vlaamsch Legioen een duidelijk VNV- signatuur zou dragen. Ze had daartoe op papier de nodige waarborgen gekregen. Maar de SS-leiding beschouwde in de praktijk de vrijwilligers als normale SS-soldaten en leidde ze op tot een politieke speerpunt van de Groot-Duitse en nationaal-socialistische zaak. Het kwam tot spanningen met VNV-gezinde vrijwilligers en met de VNV-leiding die zich bedrogen voelden. VNV-leider Staf de Clercq richtte zich herhaaldelijk tot de Duitse overheid met een klachtenlitanie. Hij heeft echter nooit overwogen de werving stop te zetten. Zijn opvolger Hendrik Elias deed dat op 20 augustus 1943 wel. Toen had de SS-leiding het Vlaamsch Legioen reeds opgedoekt en de vrijwilligers overgeheveld naar een reguliere Waffen-SS-eenheid: de 6.SS-Freiwilligen Sturmbrigade Langemarck. Bij een aantal VNV-gezinde vrijwilligers leidde dat tot verzet en een weigering de SS-eed af te leggen (Rebellenclub). De gebeurtenissen in het Vlaamsch Legioen speelden een rol in Elias' beslissing, al gaf de politieke strijd op het thuisfront met de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag) de doorslag. Deze Groot-Duitse mantelorganisatie van de SS bespeelde de opbodpolitiek. Zo kwamen vele DeVlag-gezinde vrijwilligers in het Vlaamsch Legioen terecht, alsmede in gewone Waffen-SS-eenheden, vooral de SS-Standarte Westland (later SS-Division Wiking). Het VNV wilde zich onder meer vanwege dit opbod niet terugtrekken uit de militaire collaboratie. Er werd na 20 augustus 1943 geworven voor de Duitse Kriegsmarine. Voorts werd de werving voor de transporteenheid Nationalsozialistische Kraftfahrkorps (NSKK) en de logistieke eenheid Organization Todt (OT) opgedreven. Het VNV had deze werving al aangevat begin 1941. Maar omdat de werving veel minder gepolitiseerd was, de vrijwilligers in principe overal in bezet Europa konden worden ingezet en het niet over fronttroepen ging, had ze minder propagandistische betekenis. Overigens had ook de DeVlag sedert 1943 een aparte werving voor OT en NSKK opgezet. Tegen die tijd kwamen de meeste vrijwilligers ook effectief aan het oostfront terecht. Tot aan de bevrijding hebben zich respectievelijk circa 2400 en 1800 vrijwilligers voor NSKK en OT gemeld. Voor het Vlaamsch Legioen en de Waffen-SS meldden zich tot die tijd 6400 vrijwilligers. Er dient rekening mee te worden gehouden dat een aantal vrijwilligers zich vanuit NSKK en OT voor het Vlaamsch Legioen of de Waffen-SS meldde.

Na september 1944, toen duizenden collaborateurs naar Duitsland vluchtten, werd er nog zeer intensief geworven voor de Waffen-SS. Op 12 september 1944 werd de 12.SS-Freiwilligen Grenadier Division opgericht. De Vlaamsche Landsleiding van de DeVlag probeerde zoveel mogelijk Vlamingen onder de wapens te krijgen. Leden van de Vlaamsche Wacht werden in blok ingelijfd. Er werd een jeugddienstplicht afgekondigd waardoor vele Vlaamse jongens van 16 en 17 jaar oud onderworpen werden aan een militaire vooropleiding. Een aantal van hen kwam zo terecht in een Jeugdbataljon van de Division. Ondanks de toestroom van een 3 à 4000 vrijwilligers bedroeg de effectieve sterkte van de Division nooit meer dan 6000 man die nooit als één geheel werden ingezet. Tegen de tijd dat de Division inzetbaar was lag het oostfront al aan de Oder. Een deel van de manschappen werd in december 1944 als reserve ingezet bij het Ardennenoffensief aan het Westfront.

Na de oorlog werden de meeste oostfronters naar België gerepatrieerd. Ze kwamen voor militaire rechtbanken waren ze terechtstonden wegens wapendracht in dienst van de vijand (artikel 113 van Strafwetboek). Daarop stond in principe de doodstraf. Enkele oostfronters die vroeg voor de rechtbank verschenen, werden effectief geëxecuteerd uitsluitend op grond van hun militaire engagement. De anderen kregen vrijwel steeds zware criminele straffen van levenslang tot 15 jaar, al kwamen de meesten na 5 jaar weer op vrije voeten. Oostfronters die uitsluitend voor een engagement in de NSKK of de OT werden veroordeeld kregen doorgaans lichtere straffen.

Na de oorlog hebben sommige gewezen oostfronters zich verenigd. Het Sint-Maartensfonds is de bekendste organisatie van vooral oud Waffen-SS'ers. Deze organisatie heeft een stroom publicaties over de Vlaamse oostfronters het licht doen zien. Mede door deze publicaties is er in Vlaamsgezinde milieus een ruim begrip gegroeid voor de oostfronters. Hun engagament wordt in het verlengde van een Vlaams-nationalistische en christelijk anti-bolsjewistische overtuiging geplaatst. Deze opvatting heeft er zelfs toe geleid dat de Vlaamse oostfronter door veel Vlaamsgezinden als het prototype van een idealist wordt gezien. Tegenstanders wijzen erop dat de oostfronters in de SS streden en dus medeverantwoordelijk zijn voor de misdaden van het nazi-regime.

Literatuur

J. Vincx, Vlaanderen in uniform, I-II, V-VI, 1980-1984; 
B. de Wever, Oostfronters: Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS, 1984; 
id., 'Oorlogvoeren tegen het "barbaarse bolsjewisme"', in E. Waegemans (ed.), Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, 1994.

Verwijzingen

zie: collaboratie.

Auteur(s)

Bruno de Wever