Onze Jeugd
jongerentijdschrift voor jonge ontwikkelde Vlamingen dat, onder leiding van een groep van Vlaamse dominicanen, van januari 1920 af tweemaandelijks verscheen, maar in 1921 reeds tien afleveringen per jaar telde.
Om de belangstelling voor de zedelijk godsdienstige problemen bij de Vlaamse studerende jeugd te stimuleren begonnen Vlaamse dominicanen met een nieuw tijdschrift, Onze Jeugd, naar het Franse voorbeeld van Revue de la jeunesse. De redactie werd gevormd uit mensen van Geloofsverdediging, het apologetisch centrum in Antwerpen dat door de dominicanen werd geleid, en uit leden van het Leuvense Sint-Thomasgenootschap.
De inhoud van het tijdschrift werd verzorgd door een Vlaamse intellectuele elite. Tot de lijst van medewerkers behoorden een aantal Leuvense professoren, maar ook andere kerkelijke, sociale en Vlaamsgezinde prominenten. Een deel van hen leende zijn naam pro forma, zonder dat ze van plan waren of beloofden ooit iets te schrijven.
In de eerste jaargangen was Onze Jeugd in de eerste plaats een sociaal-godsdienstig tijdschrift met bijzonder veel bijdragen van Edmond Rubbens. De Vlaams-nationalistische oriëntering kwam pas nadat Jules Callewaert de redactie overnam. Vanaf dat moment werd het blad in vele colleges door de inrichtende macht geweerd. In 1922-1923 schreef Odiel Spruytte enkele keren in Onze Jeugd, vooral over het probleem volk en staat vanuit godsdienstig en kerkelijk standpunt.
Onze Jeugd stelde een vernieuwing van het volk door de jeugd voorop niet via een louter letterkundige taalstrijd maar door een hogere verstandelijke en zedelijke ontwikkeling en vorming. Het blad koppelde haar pleidooi voor een christelijk- sociale mentaliteit aan een afwijzing van het socialisme, communisme en liberalisme. Uit de bewaard gebleven correspondentie uit de jaren 1926-1927 tussen de leiders van de opkomende Katholieke Actie – namelijk Karel Dubois, L. Engelen, F. Vercruysse en Rubbens – blijkt dat zij hun Vlaams-Belgisch nationalisme niet met het veel radicalere standpunt van Onze Jeugd konden verzoenen. Niettemin werd Onze Jeugd bij de studerende jeugd goed onthaald en groeide het snel. In het tweede jaar werden op de gouwdagen van Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS) leden geronseld waardoor het blad een nog bredere verspreiding kende. In 1923-1924 bereikte het blad met 3000 abonnees reeds een oplage die in de buurt lag van het AKVS-blad De Blauwvoet.
In 1926 werd uit Onze Jeugd het blad Geloof en Wetenschap geboren, dat vervolgens Thomistisch Tijdschrift voor katholieke Kultuur (1930) en uiteindelijk Kultuurleven (1934) werd.
Toen naar aanleiding van een "In memoriam" over kardinaal Désiré Mercier moeilijkheden ontstonden met de censuur van het bisdom, nam pater Callewaert ontslag (1927). Pater Van Winkel leidde het blad tot in januari 1930, toen Geloofsverdediging (Antwerpen) de redactie overnam. De ondertitel luidde toen "Maandschrift voor Katholieke Vlaamsche Jongeren".
Begin de jaren 1930 trachtte kardinaal Ernest-Joseph van Roey Onze Jeugd onder controle te krijgen, maar het tijdschrift verdween in mei 1933.
Literatuur
Gedenkboek Ernest van der Hallen, voorman der Jeugd, 1958;
H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914-1939, I-II, 1969;
P.J.A. Nuyens, Pater L.J. Callewaert. Met woord en daad in Liefde, 1969;
id., 'Onze jeugd. Idealistisch tijdschrift der dominikanen', in WT, jg. 30, nr. 4 (1971);
L. en L. Vos-Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933, 1976;
L. Vos, Bloei en ondergang van het AKVS, 2 dln., 1982;
P.J. Verstraete, Odiel Spruytte, 1990.