Meuwissen, Piet
(Hasselt 23 juni 1909 – Lubbeek 26 juni 1968).
Was de zoon van Jules Meuwissen, rector van de Rijksuniversiteit Gent (1929-1930) en van Jeanne Willems, medestichtster van de christelijke sociale vrouwenwerken.
Meuwissen studeerde na zijn midelbaar onderwijs aan het Sint- Lievensinstituut te Gent en het Sint-Jozefscollege te Hasselt aan de Katholieke Universiteit Leuven van 1928 tot 1936. Hij promoveerde er in 1933 tot landbouwingenieur, werd in 1934 baccalaureus in de thomistische wijsbegeerte, beëindigde in 1936 met succes de eerste licentie economische wetenschappenen en behaalde toen ook het licentiaatsdiploma in de politieke en sociale wetenschappen.
Meuwissen werd in 1936 particulier secretaris van minister van landbouw Gustaaf Sap en in 1937 algemeen secretaris van de landbouwersorganisatie Boerenfront en hoofdredacteur van het gelijknamige weekblad. In dat jaar schreef hij zich ook in – zonder de colleges te volgen – voor de tweede licentie economische wetenschappen in Leuven. In 1940, tijdens de bezetting, benoemde secretaris-generaal van landbouw Emiel de Winter hem tot hoofd van de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie, die onder meer instond voor de voedselproductie en -distributie in België. In augustus 1940 had hij de oproep voor de Volksbeweging van het Vlaamsch Nationaal Verbond ondertekend. Na de oorlog werd Meuwissen veroordeeld tot vijf jaar hechtenis (gedeeltelijk omgezet in een voorwaardelijke straf) maar kreeg eerherstel op 3 juni 1964. Hij werd industrieel bedrijfsleider en in 1962 directeur bij het Instituut voor Gemeentelijke Organisatie, Planning en Advies (IGOPA), dat in 1965 in de Gemeentedienst van België opging. Vanaf mei 1967 werd hij verbonden als "administratief- organisatorisch coördinator" aan de redactie van het dagblad De Standaard te Brussel, maar een jaar later overleed hij op 59-jarige leeftijd, aan de gevolgen van een auto-ongeluk.
Meuwissen heeft in de V.B. vooral een rol gespeeld als studentenleider. Zijn Vlaamsgezindheid groeide eerst in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS), waarin hij van 1930 tot 1932 Oost-Vlaamse gouwvoorzitter was en daarna in het Leuvense Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) dat hij als dynamische preses van 1932 tot 1934 omvormde tot een corporatie en ideologisch heroriënteerde. Hij speelde in 1933 een cruciale rol in de oprichting van het AKVS-Studentenhuis in Nijlen en wilde een einde maken aan de gespannen verhouding van zowel AKVS als KVHV met de kerkelijke en academische overheid. Hij zette stappen om te komen tot een vanuit Leuven geleide "nieuwe studentenbeweging" die met goedkeuring van de kerkelijke overheid de oude plaatselijke studentenbonden zou bundelen en die zich op een katholieke, Dietse en volkse grondslag zou stellen. Hij zocht daarbij toenadering tot de mensen van de Katholieke Actie en steunde het ontstaan van het West-Vlaamse Jong Volksche Front. Tegelijk probeerde hij te verhinderen dat de katholieke Vlaamse studentenbeweging hetzij door het Verdinaso, hetzij door de Volksdietse groep van de Jong Nederlandsche Gemeenschap zou worden ingepalmd. Als woordvoerder van de jeugd op het zesde Katholiek Congres in Mechelen, in september 1936, betoogde hij dat die jeugd wel afkerig was van de oude politieke formules, maar niet van de politiek zelf. Hij was toen een van de redacteurs van de jongerenrubriek in het weekblad Nieuw Vlaanderen, dat een Vlaamsche Concentratie nastreefde.
Literatuur
L. Claes, 'In Memoriam', in De Standaard (1 juli 1968);
L. Vos, 'Ideologie en idealisme. De Vlaamse studentenbeweging te Leuven in de periode tussen de twee wereldoorlogen', in BTNG, jg. 8, nr. 1-2 (1975), p. 263-328;
id., Bloei en ondergang van het AKVS, 1982;
G. Durnez, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant, II, 1993.