Meetingpartij

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

Antwerpse politieke formatie (1862-1914) die ontstond als een coalitie van radicale liberalen met katholieken en flaminganten, maar die geleidelijk samenviel met de plaatselijke katholieke partij.

Aanleiding tot en medeoorzaak van het ontstaan der Meetingpartij was het verzet van de Antwerpse bevolking tegen de regeringspolitiek: die had de haven uitgekozen om tot nationale vesting te worden versterkt. De oorspronkelijke plannen belemmerden zowel de groei van de stad als die van de haven en werden na een agitatie van zes jaar in 1859 zodanig gewijzigd dat de grieven ondervangen werden. Maar in oktober 1861 ontstond opnieuw hevige beroering vanwege het waardeverlies dat de militaire erfdienstbaarheden betekenden voor de ermee belaste onroerende goederen.

Een Kommissie der Krijgsdienstbaarheden, waarin vertegenwoordigers van de liberale en conservatieve kiesverenigingen en van de flamingantische Nederduitsche Bond waren opgenomen, belegde volksvergaderingen – iets wat toen nog weinig gebruikelijk was – om de belangen van de eigenaren te verdedigen. Die meetings werden rumoerig toen de bevolking ging vrezen dat de stad en de haven zouden kunnen worden verwoest door een bombardement vanuit het Zuid- en het Noordkasteel. Vooral Jan van Rijswijck vuurde met een macabere welsprekendheid de angst en de woede aan. Op 6 november 1862 werd de gemeenteraad tijdens een audiëntie door Leopold I heel koel afgescheept; de meeste leden namen ontslag. Bij de verkiezingen die daarop in december moesten volgen, kwam het tot een breuk tussen de Liberale Vereniging, die haar monopolie in het aanwijzen van de gemeenteraadsleden wilde behouden, en de Kommissie der Krijgsdienstbaarheden, die als een overkoepelende vertegenwoordiging van heel de Antwerpse bevolking wilde optreden op grond van een bekrachtiging door de volksvergadering. De Kommissie won de verkiezingen en daarmee was de partij van de meetings geboren. Ze zou gedurende tien jaar de gemeenteraad en gedurende bijna veertig jaar de hele Antwerpse afvaardiging voor het parlement aanwijzen.

De kracht en de eenheid van de Meetingpartij waren niet te verklaren uit 'het Antwerpse vraagstuk' alleen. Ze wortelden in een politieke stroming die het hele land beroerde, maar die te Antwerpen in de kwestie van de versterkingen een geschikte voedingsbodem vond. Onder de liberale regeringen van Charles Rogier en Hubert Frère-Orban (1857-1870) bestond er heftige ontevredenheid bij de radicale vleugel van hun partij, die hun verweet dat ze niets anders deden dan een aftands antiklerikalisme onderhouden. Er moest een hervorming van de oude partijen plaatsvinden, de progressieve liberalen en katholieken moesten zich in 'een nieuwe unie van 1830' verenigen, met op hun programma vrijhandel, antimilitarisme, gemeentelijke en provinciale autonomie, uitbreiding van het stemrecht, herstel van de volkstaal, sociale maatregelen en steun aan de arbeidersbeweging. Bij vele katholieken vielen deze democratische ideeën tijdens hun dertienjarige oppositie in goede aarde. Dat was nog meer het geval bij de flaminganten, die altijd getracht hadden hun beweging boven de partijen te verheffen en waarvan de jongere aanhangers sinds 1848 de strijd voor de volkstaal in die voor een bredere volkszaak wilden doen opgaan.

De Meetingpartij vormde te Antwerpen de plaatselijke verwezenlijking van de coalitie van vooruitstrevenden uit beide partijen. Bij verkiezingen werd erover gewaakt dat elke partij de helft van de openkomende plaatsen bezette; dat betekende dat de liberalen in de gemeenteraad en in de Antwerpse afvaardiging naar de provincieraad een meerderheid behielden, die geleidelijk kleiner werd. De radicale liberalen, die de Kommissie der Krijgsdienstbaarheden in handen hadden, voelden pas in 1866 de behoefte zich te organiseren in een Union libérale.

De flaminganten, die bijna zonder uitzondering in de Nederduitsche Bond verenigd bleven tegen de Liberale Vereniging, stonden in een heel sterke positie. Sinds het publiek op de meetings het gebruik van de volkstaal was gaan eisen, leverden zij er de talrijkste en de meest meeslepende redenaars, zoals Van Rijswijck, Karel Nys, Harry Peters en Lodewijk Vleeschouwer. Als journalisten hadden zij de pers in handen, niet alleen de hele Nederlandstalige maar ook een groot deel van de Franstalige: was flamingant niet bijna synoniem met letterkundige, dat wil zeggen: publicist? De V.B. was bovendien in de Meetingpartij een essentieel constituerend element, een logenstraffing van de stelling dat het slechts om een vermomde katholieke partij ging, zoals de aanhangers van de Liberale Vereniging het voorstelden. In 1868 kon de Nederduitsche Bond zelfs drie van de zes volksvertegenwoordigers aanwijzen: Jan J. de Laet, Lodewijk Gerrits en Edward Coremans; zij zouden in het parlement de eerste taalwetten afdwingen. De Meeting vernederlandste het stadsbestuur, iets wat nog niet voltooid was toen in 1872 de liberalen weer aan de macht kwamen en tot een her-verfransing overgingen.

Na haar ontstaan en eerste triomfen in 1862-1863 was het tij voor de Meeting langzaam gaan keren. Ze had in 1864 wel de gehate regering-Rogier-Frère-Chazal ten val kunnen brengen door ook in Brugge bij een tussentijdse verkiezing een coalitie van radicalen, flaminganten en katholieken uit te lokken, waarin Emiel Moyson en Guido Gezelle in één richting werkten, maar ze had elders in het land onvoldoende volgelingen kunnen warm maken, zodat de verkiezingen van 11 augustus 1864 de regering-Rogier opnieuw de meerderheid bezorgden. Tussen liberale en katholieke deelnemers aan de Antwerpse coalitie nam de spanning geleidelijk toe en verscheidene vooraanstaande Meetingers keerden terug naar de Liberale Vereniging. Dat verloop nam toe nadat in januari 1868 minister Frère-Orban de afbraak van het Zuidkasteel en van de stadszijde van het Noordkasteel beloofde. De weigering van de gemeenteraad om een standbeeld voor Leopold I te laten oprichten, in april daaropvolgend, was voor vele liberalen de aanleiding om met de Meeting te breken. Het opnemen van Victor Jacobs in de katholieke regering in 1870 toonde duidelijk hoezeer de Meeting al vergroeid was met de katholieke partij. Maar het was ook een van de redenen waarom Leopold II zich in 1871 ontdeed van die antimilitaristische regering. De gemeenteraadsverkiezingen van 1872 leverden te Antwerpen opnieuw een meerderheid op voor de liberale partij. Alleen in haar flamingantische vleugel, de Nederduitsche Bond, bleef de Meeting nog lang een belangrijke groep liberalen behouden. Voor het overige werd ze meer en meer een naam die de plaatselijke katholieke partij bleef dragen tot 1914.

Behalve de zeer sterke antimilitaristische en flamingantische gezindheid herinnerde ook de structuur van de partij nog aan de beginperiode. Het hoofdbestuur heette nog altijd Kommissie der Krijgsdienstbaarheden; het overkoepelde de Konservatieve Vereeniging en de Nederduitsche Bond en van 1895 af ook de organisaties van het platteland en van de arbeiders. Na de Eerste Wereldoorlog werden de oude benamingen opgegeven.

Voor de V.B. heeft de Meetingpartij een tijdelijke en gedeeltelijke vernederlandsing van het Antwerpse stadsbestuur gebracht, de vernederlandsing van het provinciebestuur, de aanwezigheid in de Kamer van een rij flaminganten die er de taalwetgeving aan de orde hebben gesteld en hebben doen aannemen: zo heeft Frans van Cauwelaert er in 1910 de plaats ingenomen van Coremans. Even belangrijk is dat de Meeting in de jaren 1860 een krachtige stimulans heeft gegeven aan de verbinding van de Vlaamse met de democratische beweging in de schoot van de katholieke partij. Daaruit is aan het eind van de 19de eeuw de Vlaamsgezinde christen-democratie voortgekomen, die daarna de voornaamste drager van de V.B. is gebleven.

Literatuur

L. Wils, Het ontstaan van de Meetingpartij te Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, 1963.

Verwijzingen

zie: pacifisme.

Auteur(s)

Lode Wils