Maton, Jef
(Dentergem 17 augustus 1933).
Is een onderwijzerszoon die in 1957 licentiaat in de economische wetenschappen werd aan de Rijksuniversiteit Gent. Maton werd er assistent, promoveerde in 1962 en werd in 1970 benoemd tot docent economische groei en planning aan het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking. Hij werkte mee aan regionaal-economische studies en streek- en gewestplannen, was medewerker van de Internationale Arbeidsorganisatie, bestuurder van de Gewestelijke Economische Raad voor Vlaanderen (GERV) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) (1980-1994), beheerder van de ASLK (1991-1992) en vertegenwoordiger van de minister van ontwikkelingssamenwerking in het bestuur van het Delcredere-instituut (1989-1995).
Maton, in 1956-1957 hoofdredacteur van Gents Studentenleven, schreef over de Vlaamse sociaal-economische problematiek; dat deed hij ook in andere studentenbladen en in De Volksunie (pseudoniemen: Raes van Gavere, Jan van Maleslot). Voor het Volksuniecongres van 1960 schreef hij de ontwerptekst van de stellingname inzake de sociaal-economische problematiek. Hij werkte mee aan de partijcongressen van 1963, 1966 en 1973 (Het Vlaams-nationalisme tegenover de wereld van de arbeid) en was oprichter van de Sociaal-Economische Werkgroep van de Volksunie, waarvoor hij een aantal brochures samenstelde, waaronder Voor de haan driemaal zal kraaien (1961, met P. Martens) en Sociaal-ekonomisch ontwikkelingsplan voor Vlaanderen 1965-1975 (1965).
Als lid (1966-1973) van het nationaal bestuur van het Davidsfonds schreef hij het ontwerp voor het Manifest van 10 oktober 1971, dat de grondwetsherziening van 1970 (staatshervorming) afwees, opkwam voor een nieuwe radicalisering van de V.B. en zich afzette tegen "inkapseling" en "verburgerlijking".
In Matons engagement in de V.B. geeft geloof in de maakbaarheid van de samenleving de doorslag: de hefbomen voor het voluntaristisch ingrijpen in maatschappelijke ontwikkelingen liggen bij de staat. Voor hem moet de Vlaamse staat (gemeenschap, gewest) volle bevoegdheid hebben over de industriële politiek, de ruimtelijke ordening, de welzijnszorg. Daarvoor moeten de middelen gehaald worden uit een eigen fiscaliteit.
Maton werd lid van de partijraad van de VU in 1974, het tijdstip waarop electorale achteruitgang vragen deed rijzen over de strategie van de partij. Voor iets minder dan een volwaardig federalisme wilde hij de VU niet op het spel zetten, of laten zetten. Ook vond hij, zolang er niet werd onderhandeld, buitenparlementaire actie noodzakelijk als pressiemiddel van de V.B. Hij was tegenstander van het Egmontpact, maar bleef lid van de VU. Na de verkiezingsnederlaag van 1978 werd hij in 1979 ondervoorzitter van de partij (tot 1989).
Belangrijk was Matons rol in de academische discussies en de opinievorming over het economisch federalisme in de Vlaamse sociaal-economische overlegorganen. Zelf wilde hij, in zijn als confederaal model bestempelde visie, het federalisme uitbreiden tot aan de grenzen van wat toelaatbaar is binnen de Europese Economische Unie.
Bij de voorbereiding van de staatshervorming van 1988-1991 was Maton lid van een werkgroep over de financiering van gewesten en gemeenschappen. Toen de politici tot een akkoord gekomen waren, vond hij dat Vlaanderen via het solidariteitsmechanisme een hoge prijs betaalde aan Wallonië, maar dat zulks redelijk zou zijn als een goede oplossing in de wacht werd gesleept voor Brussel en Vlaams-Brabant. Ofschoon hij overtuigd was van de noodzaak een volgende staatshervorming voor te bereiden, sprak hij in 1993 zijn twijfel uit over de toekomstige rol van de VU.
Maton is sedert 1992 voorzitter van de raad van beheer van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN).
Werken
met P. Martens, Voor de haan driemaal zal kraaien, 1961;
Sociaal-ekonomisch ontwikkelingsplan voor Vlaanderen 1965-1975, 1965;
Vlaanderen en de wereld van de arbeid, 1972;
Het rood van de klauwen, 1978;
België, hervorming of ondergang?, 1977;
Een konfederalistisch model voor België, 1979;
Vlaamse Economie en staatshervorming, 1980;
Vlaamse beweging en Vlaams-nationalisme na de staatshervorming, 1994.