Maelfait, Zeger (eigenlijk Victor)
(Roeselare 19 februari 1850 – Roeselare 30 augustus 1913).
Zette samen met zijn vriend Amaat Vyncke de boodschap van zijn Vlaamsvoelende leraars van het Klein Seminarie van Roeselare, met Hugo Verriest op kop, in de praktijk om. Op 20 oktober 1873 stichtten deze twee seminaristen de Gilde der Westvlaamsche Gebroeders, met als doel de V.B. op het katholieke pad te houden, de West-Vlaamse taal te verdedigen en trouw te blijven aan God, taal en vaderland. De gildeleden wilden hun doel onder meer bereiken langs studie en het publiceren van artikels. Hun eerste bijdragen verschenen in 't Jaer 70. Algauw rijpte het plan voor de uitgave van een almanak voor de Vlaamse collegejeugd, die de tegenhanger moest worden van de liberale studentenalmanak van 't Zal wel gaan. Hoewel Guido Gezelle en Verriest het initiatief van Vyncke en Maelfait afremden, verscheen in 1874 dan toch de aankondiging voor de almanak die zou uitgegeven worden door de inmiddels uitgebreide Westvlaamsche Gilde. Om een imprimatur van de Brugse bisschop te bekomen deed hoofdman Maelfait een beroep op zijn vriend Pieter Denys die verklaarde uitgever te zijn. Met nieuwjaar 1875 verscheen de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen. De almanak was uitgesproken anti-liberaal en ultramontaans, zelfs de liefde voor de West-Vlaamse taal ontsproot uit de overtuiging dat men trouw moest blijven aan eigen godsdienst en gewoonten. De almanak werd een succes en de gildeleden begonnen te werken aan de uitgave van een studententijdschrift, dat onder de naam De Vlaamsche Vlagge verscheen. Maelfait stond in voor de redactie en zorgde ervoor dat beide publicaties bekendheid verwierven in Leuven. In 1874 was Maelfait door bisschop Johannes Faict uit het Grootseminarie weggestuurd omdat hij zich niet ten volle inzette voor zijn studies. Maelfait bood zich nog aan in het seminarie van Luik maar werd daar niet aanvaard. In oktober 1874 begon hij de studie notariaat in Leuven. Maelfait was er secretaris van Met Tijd en Vlijt en liet zich opmerken als propagandist voor de West-Vlaamse taalopvatting. Samen met zijn vriend Albrecht Rodenbach richtte hij de studentenafdeling van het Davidsfonds op en werkte hij mee aan de opbouw van een Algemene Vlaamse Studentenbond. Na de bisschoppelijke maatregelen van 1877 schreven Maelfait en Rodenbach een brief naar paus Pius IX, in de hoop de pauselijke goedkeuring voor De Vlaamsche Vlagge te verkrijgen. Bisschop Faict, die Maelfait aanwees als "aanstoker" van Rodenbach, stak daar echter een stokje voor. Ook in Leuven vlotten de studies van Maelfait niet en na een laatste vruchteloze poging in Gent, keerde hij naar Roeselare terug waar hij als secretaris van het armbestuur en de burgerlijke godshuizen aan de slag ging. In Roeselare werd hij (bestuurs)lid van verschillende Vlaams-culturele verenigingen. In 1876 stichtte hij met enkele anderen de Clauaertsgilde, die later de door bisschoppelijke maatregelen getroffen Sint-Jansgilde te hulp kwam. Voor de toneelgroepen waarvan hij lid was vertaalde en bewerkte hij vele toneelstukken. Maelfait hielp de herdenking van Rodenbach in 1888 organiseren. In 1899 richtte hij het tijdschrift Biekorf mee op, waarin hij talrijke historische bijdragen over zijn geboortestad publiceerde.
Literatuur
M. de Bruyne, 'Zeger (Victor) Maelfait', in NBW, III, 1968;
L. en L. Vos-Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875- 1933, 1976;
A. Deweerdt, 'Albrecht Rodenbach en de Roeselaarse toneelgilden 1875-1880', in Rollariensia, jg. 7 (1975), p. 172-189;
M. de Bruyne, 'De Gilde der "West-Vlaamsche Gebroeders", volgens Zeger Maelfait 1873- 1876', in Rollariensia, jg. 9 (1977), p. 5-50;
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987.