Loquela

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

lexicografisch tijdschrift van Guido Gezelle (jg. 1, nr. 1, mei 1881 – jg. 15, nr. 7, 1895), "een blad voor eigen-vlaamsche taalliefhebberije en voor eigenvlaamsche taalgeleerdheid".

Loquela (= woord, taal) verscheen maandelijks op vier bladzijden met twee kolommen, die soms werden aangevuld met bijbladen. Af en toe liet Gezelle in een bijvoegsel een van zijn onuitgegeven gedichten verschijnen. Een aanvankelijk maandelijks en later tweemaandelijks bijvoegsel, Wetensweerdigheden genoemd, verscheen van jg. 6, nr. 6 (1886) tot jg. 10, nr. 12 (1891); het werd van jg. 10, nr. 2 (1890) tot jg. 10, nr. 12 (1891) door Juliaan Claerhout aangevuld met Taalwetenschappelijke Mingelmaren.

Vanaf 1888 begon de periodiek te verschijnen met een vertraging, die geleidelijk opliep tot vier jaar bij de verschijning van het laatste nummer. Loquela werd gedrukt bij Jules Demeester te Roeselare. Voor de opmaak stond Gezelle vrijwel volledig alleen in, al behoorden ook zijn oud-leerlingen Gustaaf Verriest (1843-1918) en Karel de Gheldere en zijn vriend-lexicograaf Leonardus L. de Bo tot de redactie.

Qua concept was Loquela een in afleveringen verschijnend (West-)Vlaams idioticon, dat woorden uit de volkstaal inventariseerde en becommentarieerde die in de woordenboeken niet waren opgetekend. Dat gebeurde met veel aandacht en respect voor de taal als een natuurlijk fenomeen dat men enkel door zorgvuldige observatie kon proberen te doorgronden. Een zeer belangrijke bron voor Loquela was Gezelles zogenaamde 'Woordentas', een verzameling van ongeveer 100.000 fiches met woordverklaring waarvoor het materiaal ten dele door Gezelle zelf werd verzameld, ten dele ook door een ruime groep medewerkers, de 'zanters'.

Het Loquela-project past in de in het 19de-eeuwse Europa wijdverspreide belangstelling voor dialectologie en dialectlexicografie, maar ook in de specifiek Vlaamse taalpolitieke context. Vanuit de idee dat de Nederlandse standaardtaal nog gevormd moest worden, eisten heel wat Vlaamse intellectuelen – zeker in de periode vóór 1880 – dat er daarin ook plaats zou zijn voor de Zuid-Nederlandse 'taalrijkdom'. Voor Gezelle en zijn geestverwanten kwam daar nog een religieus argument bij: het behoud van de 'katholieke' Vlaamse volkstaal zou meteen garanties bieden voor het behoud van de godsdienst. De Loquela-lemmata, die zeer uitgebreid konden zijn, bevatten dan ook vaak religieuze en taalpolitieke bedenkingen van een dergelijke katholiek-traditionalistische signatuur. Op linguïstisch vlak werden de lemmata gekenmerkt door de historische en vergelijkende taalkunde, de twee belangrijke stromingen in de 19de-eeuwse taalwetenschap. Ook de hand van de dichter was ten slotte in Loquela goed herkenbaar in de constante aandacht voor poëtische uitdrukkingen en voor de materialiteit van het woord.

Door pater Hyacinthus, een Ieperse karmeliet en vriend van Gezelle, werd Loquela tot woordenboek verwerkt. Caesar Gezelle hielp hem hierbij en Jan Craeynest schreef er een inleiding voor. Het woordenboek verscheen in 1907 en werd later herdrukt.

Literatuur

F. Baur, 'Gezelle's "Loquela" en de studie van de volkstaal', in Album Edgard Blancquaert, 1958, p. 225-235; 
N. Bakker, 'Gezelles Woordentas', in Gezellekroniek, jg. 11 (1976), p. 131-171; 
J. Boets, Gezelles zelfstandige publikaties, 1979.

Auteur(s)

An de Vos