Leysen, Vaast

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Antwerpen 1 juni 1921).

Volgde humaniora aan het Antwerpse Sint-Lievenscollege en behaalde vervolgens het baccalaureaat in de wijsbegeerte (1942), het doctoraat in de rechten en het licentiaat in het notariaat (1943) aan de Katholieke Universiteit Leuven. Leysen ging in 1943 bij de Bank J. van Breda werken en was van 1950 tot aan zijn pensionering in 1986 beherend vennoot van de Groep J. van Breda en Co. In 1950 werd hij lector en in 1958 buitengewoon hoogleraar in de faculteit voor economische en sociale wetenschappen te Leuven. Bij de oprichting van de naamloze vennootschap De Tijd, uitgever van De Financieel-Economische Tijd, op 25 oktober 1967, werd hij lid van de raad van bestuur. Op 6 februari 1970 werd hij tot algemeen voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV) verkozen. In 1970 werd hij de eerste ondervoorzitter van de Regionale Vereniging der Kamers van Koophandel en in oktober 1971 ondervoorzitter van de Gewestelijke Economische Raad voor Vlaanderen (GERV).

Van 1979 tot 1991 was Leysen ook voorzitter van de Vlaamse gemeenschap van het Belgische Rode Kruis. In die periode werden binnen deze organisatie de in 1972 begonnen structuurwijzigingen verder afgewerkt. Enkele uitschieters tijdens zijn voorzitterschap waren de splitsing van de bloedtransfusiediensten, de verdere splitsing van de administratieve diensten van het Rode Kruis en de financiële autonomie van de beide gemeenschappen.

Als jongeman was Leysen Antwerps gouwleider van de Katholieke Studentenactie – Jong Vlaanderen (1936- 1941). In 1941 werd hij lid van Universitas. Hij steunde Mgr. Honoré van Waeyenbergh in diens weigering om de inschrijvingslijsten van studenten aan de Duitse bezetter te geven.

Leysen werd voorzitter van het VEV op een ogenblik dat deze instelling de exclusieve intersectoriële werkgeversvertegenwoordiging werd voor alle geregionaliseerde materies. Leysen bouwde de infrastructuur van het VEV beter uit en professionaliseerde de werking. Hij pleitte voor een deconcentratie van de tertiaire sector naar de gewesten met de bedoeling de Vlaamse welvaart te behouden. Ook was hij voorstander van politieke decentralisatie en wilde hij zoveel mogelijk centrale beleidsbevoegdheden naar het regionale vlak overhevelen. Hij was tegen Brussel als centraal politiek en economisch machtscentrum in België, maar zag voor de hoofdstad een rol als bindmiddel tussen beide gemeenschappen en eventueel als hoofdstad van Europa weggelegd. Hij beschouwde de economische machtsuitbouw als noodzakelijk voor de ontwikkeling van een autonomer Vlaanderen; de gewesten en gemeenschappen moesten over zoveel mogelijk eigen financiële middelen beschikken. Deze visie kon hij als VEV-voorzitter verdedigen in de GERV als ondervoorzitter, in het Verbond van Belgische Ondernemingen als lid van het directiecomité en in de raad van beheer van Sabena en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Via Leysen kreeg het Vlaamse patronaat in 1975 tijdens de communautaire besprekingen een belangrijke invloed op de staatshervorming.

Door zijn bemiddeling kwam het vanaf januari 1975 tot geheime contacten tussen Wilfried Martens van de Christelijke Volkspartij (CVP), Frans Grootjans van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang en Hugo Schiltz van de Volksunie (VU) en werd een al even geheime Synthesenota opgesteld. Zowel de besprekingen als de nota werden echter na een lek in de pers afgevoerd. Op verzoek van staatssecretaris Robert ontwikkelde Leysen daarna (januari – februari 1976) een nieuwe vertrouwelijke onderhandelingsronde waaraan nu werd deelgenomen door enerzijds voornoemde Vlaamse politici en anderzijds vertegenwoordigers van het Rassemblement wallon en van het Front démocratique des Francophones. Inhoudelijk kwam men tot een akkoord dat in grote lijnen overeenkwam met de Synthesenota. Maar daarenboven was een oplossing voorzien voor Brussel en de randgemeenten. De taalfaciliteiten in de 6 randgemeenten zouden volledig en definitief worden afgeschaft. Enkele hoofdzakelijk Franstalige wijken van de randgemeenten zouden bij Brussel worden gevoegd en de overige gebieden zouden met aanpalende Vlaamse gemeenten worden gefusioneerd. Anderzijds zou de industriezone Haren van Brussel naar Vlaanderen worden overgeheveld. Dit leidde tot de nota Principes voor een communautair akkoord. Het akkoord werd echter gekelderd door tegenkanting van de VU, met name Wim Jorissen en Frans van der Elst, beiden niet bij de Vaast-Leysen-besprekingen betrokken. Nadien zou ook de Parti social chrétien het compromis verwerpen.

In 1976 was Leysen, als voorzitter van het VEV, betrokken bij de 'redding' van De Standaard en de oprichting van de Vlaamse Uitgeversmaatschappij, waarvan hij de eerste ondervoorzitter werd.

Literatuur

M. Ruys (e.a.) (red.), Vaast Leysen. Een realistisch idealist, 1991; 
E. van de Casteele, 'Van Hertoginnedal (1963) naar de Egmont- en Stuyvenbergakkoorden (1977-1978)', in E. Witte (ed.), Brusselse Thema's. De Brusselse rand, 1993; 
W. Pauli, 'De coulissen van Brasschaat', in De Morgen (27 december 1997).

Auteur(s)

Nico Wouters