Lebon, Hector
(Zottegem 22 november 1863 – Antwerpen 27 oktober 1935).
Studeerde aan het bisschoppelijk college te Geraardsbergen en volgde daarna rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij in 1885 medestichter en eerste ondervoorzitter was van het Vlaamsch Rechtsgenootschap. Datzelfde jaar sprak Lebon op de studentenlanddag voor de vernederlandsing van het onderwijs en lanceerde hij er het voorstel voor de oprichting van een Vlaamsche Penning ter bekostiging van de landdagen. Tevens organiseerde hij de Oost-Vlaamse afdeling van de Vlaamsche Strijdersbond, die in 1886 onder de Leuvense studenten werd opgericht om de taalstrijd en de Vlaamse leerlingenbeweging te stimuleren. Met hetzelfde doel publiceerde hij in 1886 het pamflet De Klaroen. In 1889 zat hij een Oost-Vlaamse studentenverjaardag voor in Gent en op 15 juni 1890 was hij medeoprichter van het nationaal overkoepelende Katholiek Vlaamsch Studentenverbond waarvan hij ook bestuurslid en gouwhoofdman voor Oost-Vlaanderen werd.
Intussen had Lebon zich in 1886 als advocaat te Antwerpen gevestigd, waar hij woordvoerder werd van de progressieve vleugel binnen de Nederduitsche Bond, die de Meetingpartij wilde democratiseren en opkwam voor algemeen stemrecht en politieke rechten voor de arbeiders.
In 1895 was hij een belangrijke initiatiefnemer bij de oprichting van de Vlaamsche Christene Volkspartij, een daensistische partij in het arrondissement Antwerpen (Daensistische Beweging), die gesticht werd door voormannen van de Nederduitsche Bond als reactie op het feit dat hun kandidaat Jan I. de Beucker was geweigerd als kandidaat-volksvertegenwoordiger. Lebon werd voorzitter van de partij, schreef het programma en was redacteur van het weekblad Het Volksrecht. Hij nam verschillende malen maar zonder succes deel aan de verkiezingen. Bij de parlementsverkiezingen van 1896 behaalde hij een goed resultaat toen hij met 13.126 stemmen de daensisten zeer dicht bij een parlementszetel bracht. In 1898 werd hij ondervoorzitter van de overkoepelende daensistische Vlaamsch-Christene Volkspartij, waarbinnen hij de gematigde strekking vertegenwoordigde en een verzoening met de katholieke partij nastreefde. Toen Léonce du Castillon de gemaakte afspraken niet naleefde door in tussentijdse verkiezingen toch een eigen lijst in te dienen, nam Lebon ontslag uit de partij wegens het gebrek aan leiding en de principieel-vijandige houding tegenover de katholieke partij. Hij bleef echter wel verkiezingskandidaat in Antwerpen. In 1905 keerde Lebon terug naar de Nederduitsche Bond. Twee jaar later werd hij lid van de Vlaamsche Hoogeschoolcommissie. Vanuit deze postitie ijverde hij voor de vernederlandsing van het vrij middelbaar onderwijs, onder meer als spreker op het katholieke congres van Mechelen (september 1909).
Na de Eerste Wereldoorlog zette Lebon als voorzitter van de Nederduitsche Bond deze organisatie om in Antwerpsche Volksbond. Verkozen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 werd hij schepen van openbare en maatschappelijke werken (tot eind 1932) in het christen-democratisch-socialistisch college-Frans van Cauwelaert-Camille Huysmans. Hij was korte tijd (juli-november 1921) waarnemend burgemeester, toen de burgemeestersbenoeming van Van Cauwelaert door verzet een tijdje werd uitgesteld. Van eind 1921 tot aan zijn dood was hij tevens provinciaal senator voor de Katholieke Unie.
Als advocaat ijverde Lebon voor de vernederlandsing van het gerecht; hij was in 1899 medeoprichter van de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden, was daarna geregeld voorzitter van de Vlaamse Conferentie der Balie te Antwerpen. Hij was een tijdlang redacteur, later hoofdredacteur, van het Rechtskundig Tijdschrift.
Literatuur
H. Landuyt, Het daensisme in Antwerpen, 1973;
H. van Velthoven, De Vlaamse kwestie 1830-1914. Macht en onmacht van de Vlaamsgezinden, 1982;
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987;
F. van Campenhout, Prominenten uit de daensistische beweging, 1989;
id., LDB, 1993.