Langohr, Jozef
(Montzen 15 augustus 1873 – Antwerpen 30 november 1950). Vader van Maurits Langohr.
Was de zoon van een onderwijs-inspecteur in het kanton Aubel. Langohr studeerde te Luik en promoveerde er in 1897 met een proefschrift over het dialect van Montzen. Het materiaal van deze niet gepubliceerde studie werd via Ludovic Grootaers ter beschikking gesteld van Wilhelm Welter, die het verwerkte in zijn boek van 1933 over de dialecten in het noordoosten van de provincie Luik en op de titelpagina Langohr als medewerker vermeldde. Na zijn studies werd Langohr leraar te Aat en vervolgens in 1903 aan het atheneum te Tongeren. Hij bleef daar tot zijn pensionering in 1933.
In 1914 publiceerde Langohr een belangwekkend artikel over de destijds unieke taaltoestand in de gemeente Aubel. De gemeente bestond uit drie wijken: Aubel-centrum, Saint-Jean-Sart en La Clouse. Ze was wat het dialect betreft tweetalig: Germaans in Aubel-centrum en La Clouse, Romaans in Saint-Jean-Sart. Officiële (administratieve) taal was in alledrie het Frans, als kerk- en schooltaal had Aubel-centrum daarnaast het Nederlands, Saint-Jean-Sart uitsluitend het Frans, La Clouse naast het Frans, het Duits. Aubel-centrum sloot dus aan bij de Voerdorpen (Voeren), Saint-Jean-Sart bij Wallonië, La Clouse bij het gebied om Montzen en Welkenraedt. Van de jaren 1920 af liet Langohr geregeld bijdragen over het Land van Overmaas en andere taalgrensstreken verschijnen. In zijn taalpolitiek boek van 1933 Le Nord-Est de la province de Liège et le canton d'Eupen verdedigde hij de stelling dat Overmaas eigenlijk Vlaams gebied was, dat oppervlakkig verduitst en geromaniseerd was geworden. Hij schaarde zich daarmee aan de zijde van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, die sinds 1920 op grond van dialectologische en taalhistorische argumenten pogingen had aangewend om in Eupen het Nederlands als bestuurs- en onderwijstaal te doen invoeren. Langohr werkte in de jaren 1930 actief mee in de taalgrensactiegroep van Montzen (Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie) en publiceerde geregeld in De Taalgrens en De Taalgrenswacht. Hij legde ook een toponymische documentatie over Overmaas aan, die hij tussen 1935 en 1948 in samenwerking met Hendrik J. van de Wijer publiceerde.
Werken
'Taaltoestanden in de gemeente Aubel', in Verslagen en Mededeelingen van de KVATL (1914), p. 98-108;
W. Welter, Die niederfränkischen Mundarten im Nordosten der Provinz Lüttich (unter Mitwirkung von J. Delhez, L. Grootaers und J. Langohr), 1933;
Le Nord-Est de la province de Liège et le canton d'Eupen. Terre belge flamande, superficiellement allemandisée et romanisée, 1933;
met J. van Overloop, Het Land van Overmaas. Platduitse streek, het kanton Eupen en Voerstreek, 1936;
Het Zuidnederlandsch dialectgebied van Overmaas. Nederfrankisch oppervlakkig geripuariseerd gebied, 1936;
De Vlaamsch-Waalsche volkstaalgrens in 't Noorden der provincie Luik, Limburg, Landen en Overmaas, 1942;
met H.J. van de Wijer, 'Plaatsnamen uit het N.O. van de provincie Luik', in Mededelingen van de Vlaamse Toponymische Vereniging, jg. 11-24 (1935-1948);
Va gen weech bes a ge graaf. Folkloristisch drieluik uit het Land van Overmaas, 1956.
Literatuur
J. van Veldeke, 'Ereleraar Dr. J. Langohr. Levensschets', in Va gen weech bes a ge graaf, 1956, p. 5-18.