Komen-Moeskroen
respectievelijk de naam van een stad met 17.786 inwoners (inclusief fusiegemeenten) en die van een stad met 53.545 inwoners (inclusief fusiegemeenten), vormt een apart taalgrensgebied in het zuiden van West-Vlaanderen, sinds 1962 in het noorden van Henegouwen.
Het Komense is oorspronkelijk Vlaams, Moeskroen is historisch Waals. In het Komense verfranste de maatschappelijke toplaag in de 18de eeuw, en in de 19de eeuw geleidelijk ook een deel van de volksklasse. In de buurt van Moeskroen had het Frans ook veld gewonnen in aangrenzende Vlaamse dorpen. Een omvangrijke vestiging van Vlaamse grensarbeiders, vooral in het begin van de 20ste eeuw, drong de verfransing echter terug. Sommige dorpen vervlaamsten opnieuw en de hele streek werd een taalkundig zeer gemengde zone in de provincie West- Vlaanderen. Een deel van de Vlaamse inwijkelingen paste zich in de volgende decennia aan bij het overwegend Franse cultuurpatroon. De taalwetten van 1932 werden in het Komense nooit toegepast.
In 1961 wilde de Belgische regering de taalgrens wettelijk voorgoed vastleggen en de administratieve districten aanpassen. In het oorspronkelijke regeringsontwerp, dat tot de taalgrenswet van 8 november 1962 zou leiden, voorzag zij het behoud van Komen-Moeskroen bij West-Vlaanderen, echter met een Frans taalregime en faciliteiten voor de Nederlandstaligen. Daarover ontstond tijdens het parlementaire debat een felle discussie. De meeste Walen eisten de aanhechting van Komen- Moeskroen bij Wallonië. Aan Vlaamse zijde wilden velen eveneens een klare toestand: indien Komen-Moeskroen een Franstalig regime kreeg, dan moest het gebied maar overgeheveld worden naar Wallonië. Tegen deze opvatting verzette zich het in 1961 opgerichte Taalgrenskomitee West- Vlaanderen met het argument dat, volgens zijn berekeningen, meer dan de helft van de ruim 71.000 inwoners in dit gebied Vlamingen waren. Het West-Vlaamse provinciebestuur van zijn kant bewees, aan de hand van een studie van ingenieur Demeyere, dat de hele streek op sociaal-economisch gebied afgestemd was op West-Vlaanderen en nagenoeg geen bindingen met Henegouwen had. De voorstanders van het behoud bij West- Vlaanderen pleitten voor een tweetaligheidsregime, zoals in de Brusselse agglomeratie.
In de loop van het parlementaire debat werd het lot van Komen- Moeskroen steeds meer aan dat van de Voerstreek gekoppeld. Bleef de Voer bij de provincie Luik, dan moest ook Komen-Moeskroen bij West-Vlaanderen blijven en omgekeerd. Ten slotte besliste het parlement dat Komen-Moeskroen van West- Vlaanderen zou worden losgemaakt om een nieuw arrondissement Moeskroen te vormen in de provincie Henegouwen. In de negen gemeenten geldt een Frans taalregime, met faciliteiten voor de Nederlandstaligen.
Na de overheveling bleef het Nederlandstalig cultureel leven en onderwijs in Moeskroen geruime tijd bestaan. In Komen dat in 1962 geen Nederlandstalige infrastructuur bezat, bleef het echter stil. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 behaalde een Vlaamse lijst geen enkele zetel. Pas vanaf 1968 kwam er stilaan een kentering, en dit door toedoen van Flor Grammens en enkele medestanders (Vriendenkring van het Komense). In de jaren 1970 en 1980 kende het Vlaamse culturele leven in Komen een zekere bloei. Dankzij de steun van een Gentse verzekeringsmaatschappij (De Noordstar en Boerhaave) kon men een eigen cultureel centrum Huize Robrecht van Kassel oprichten. Pas op 1 september 1980 – en dit na tal van moeilijkheden overwonnen te hebben – kon men met Nederlandstalig onderwijs in Komen beginnen. Na een bewogen ontstaansgeschiedenis en diverse locaties vond de Vlaamse school een definitieve vestiging op het domein van Huize Robrecht van Kassel. Dankzij massale steun en de oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk Schoolfonds konden eigen lokalen gebouwd worden. De school krijgt tegen de taalwetgeving in subsidies (ongeveer vijf miljoen per jaar) van de Vlaamse Regering omdat de Franstalige gemeenschap in gebreke bleef. Eind 1995 kon de school haar infrastructuur gevoelig uitbreiden. Thans (1995-1996) telt de school een zestigtal kleuters en leerlingen. Daarnaast gaan tussen de 150 en 200 kinderen vanuit Komen naar Vlaamse scholen in Ieper, Wervik en Mesen. Het Vlaamse verenigingsleven daarentegen kende vanaf het begin van de jaren 1990 een zware inzinking.
Literatuur
N. Decramer, 'Komen-Waasten', in Vereniging Vlaamse Leerkrachten: reeks geschiedenis en wetenschappen, nr. 16 (z.j.);
H. Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden, II, 1967;
L. Wintgens, Taalperikelen in Vlaanderen: een bijdrage tot het Komen- autaire dossier, 1984.
Verwijzingen
zie: taalpolitiek en -wetgeving.