Kerkhofs, Louis-Joseph
(Val-Meer 15 februari 1878 – Luik 31 december 1962).
Studeerde aan de colleges te Peer en te Hasselt en aan de Gregoriana in Rome. Kerkhofs werd tot priester gewijd te Luik op 22 september 1900 en doceerde achtereenvolgens aan het Klein Seminarie van Sint-Truiden (1901-1907) en aan het Grootseminarie van Luik (1917-1927), waar hij ook president werd. Op 11 februari 1925 werd hij tot hulpbisschop gewijd en op 18 augustus 1927 volgde hij Martinus-Hubertus Rutten op als bisschop van Luik. Op 8 december 1961 nam hij wegens langdurige ziekte ontslag en werd hij benoemd tot titelvoerend aartsbisschop van Serre. Kerkhofs was een man met een grote intelligentie en werkkracht. Hij werd als seminariepresident en later als bisschop geliefd om zijn goedheid, sociaalvoelendheid en zijn bescheidenheid. Hij gaf een belangrijke impuls aan de christelijke sociale werken en aan de katholieke actie. Hij stimuleerde eveneens de eucharistische en mariale devotie.
Kerkhofs was niet Vlaamsgezind zoals zijn voorganger, maar hij stond welwillend tegenover de V.B., zolang zij zich althans niet in Vlaams-nationalistisch vaarwater begaf. Hij bleef in het spoor van zijn voorganger voorstander van een bisschoppelijke Vlaamse studentenbeweging die was onttrokken aan het gezag van het vanuit Leuven bestuurde Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS). Kerkhofs poogde met succes de aantrekkingskracht van het AKVS op de studerende jongeren van zijn bisdom te verminderen door hen expliciet te verbieden deel te nemen aan activiteiten van de nationalististische studentenbeweging, zoals de Heel-Nederlandse gouwdag in Maaseik in 1930 en de AKVS-gouwdag in Maaseik in 1931. Tegelijkertijd bracht hij de bisschoppelijke studentenbeweging onder de nieuwe koepel van het Jeugdverbond voor Katholieke Actie (JVKA) waarvan hij vanaf 1929 krachtig de uitbouw in zijn bisdom stimuleerde en waarin katholieke en Vlaamse werking werden verenigd. In de tweede helft van de jaren 1930 kwam een nieuwe synthese tot stand in de Katholieke Studentenactie – Jong Limburg, met aparte gouwbesturen voor de Katholieke Actie en de Vlaamse actie. In tegenstelling tot Ernest-Joseph van Roey betoonde Kerkhofs steun en medeleven aan ontgoochelde en vernederde deelnemers aan de JVKA-bedevaart naar Rome in 1931, onder wie er relatief veel Limburgse jongeren waren.
Kerkhofs verzette zich eveneens tegen een zelfstandige Vlaams- nationalistische partijvorming in zijn bisdom, die afbreuk deed aan de eenheid van de katholieke partij. De nieuw gestichte Katholieke Vlaamsche Volkspartij waarmee Gerard Romsée in 1929 aan de verkiezingen deelnam werd tot tweemaal toe veroordeeld door de bisschop. Ze brachten niettemin een doorbraak van de Vlaams-nationalistische partij en een nederlaag voor de katholieke partij. De nationalisten hielden eveneens stand bij de verkiezingen van 1932 ondanks de nieuwe tussenkomst van Kerkhofs op verzoek van priester-senator Pieter J. Broekx.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog, na de capitulatie en de breuk tussen regering en koning, vaardigde Kerkhofs op 6 juni 1940 een pastorale brief uit waarin hij de mensen aanspoorde zich niet bij de feiten neer te leggen maar ondanks alles te blijven hopen. Zijn lof ging niet alleen naar de koning, aan wie hij integendeel op een elegante manier liet verstaan dat het onverstandig zou zijn om in die omstandigheden te willen regeren, maar ook naar de regering. Dat klonk heel anders dan de defaitistische toon die werd aangeslagen in de pastorale brief die Van Roey enkele dagen eerder aan het verslagen land had gericht en die bovendien een volledige rechtvaardiging inhield van de houding van de koning en tegelijk een nauwelijks verholen veroordeling van die van de regering. Ook bij de uitvaardiging van de gezamenlijke pastorale brief op 7 oktober 1940 zaten Van Roey en Kerkhofs op een heel andere golflengte. Kerkhofs had de aartsbisschop aangeraden om in deze brief te onderstrepen dat België het onschuldig slachtoffer was van de Duitse agressie, om het hoopvolle perspectief van de herwonnen onafhankelijkheid in het vooruitzicht te stellen en om niet enkel hulde te brengen aan de koning maar ook aan de regering. Van Roey legde het advies van zijn Luikse collega naast zich neer. De bisschoppelijke brief hield geen veroordeling in van de Duitse agressie en bracht opnieuw eenzijdig hulde aan de koning. Hij werd niettemin ook door Kerkhofs ondertekend. In de loop van de oorlog zou de Luikse bisschop protesteren tegen opeising, de "deportatie" zoals hij het noemde, van arbeiders voor de verplichte tewerkstelling en verzette hij zich energiek tegen het weghalen van de kerkklokken. Hij leverde ook grote inspanningen voor de bescherming van joden, in het bijzonder van joodse kinderen, en hield hij een tijdlang de grootrabbijn van Luik in zijn paleis verborgen.
Na de oorlog spande hij zich anderzijds door persoonlijke tussenkomsten en openbare verklaringen in om de uitwassen van de repressie tegen te gaan. Op 2 februari 1945 vaardigde hij een brief uit waarin hij de repressie vergeleek met de nazi-praktijken, op 2 februari 1946 kloeg hij de triomf van de onrechtvaardigheid aan, in 1948 volgde nog een pastorale brief, waarin hij eens temeer stelde dat, alhoewel er recht moest geschieden aan de schuldigen van de collaboratie, de mensen zich niettemin moesten laten leiden door gevoelens van vergevingsgezindheid en naastenliefde en niet door gevoelens van wraak.
Literatuur
A. Deblon, P. Gérin en L. Pluymers, Les archives diocésaines de Liège. Inventaires des fonds modernes (IUCHG, Bijdragen 85, 1978);
L. Vos, Bloei en ondergang van het AKVS, 2 dln., 1982;
L. Vints, P.J. Broeckx en de christelijke arbeidersbeweging in Limburg 1881-1968 (KADOC-Studies, nr. 8, 1989);
J.P. Delville (ed.), Le Grand séminaire de Liège 1592- 1992, 1992;
E. Raskin, Gerard Romsée. Een ongewoon man. Een ongewoon leven, 1995.
Verwijzingen
zie: kerk.