Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV-Leuven)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

opgericht in 1902 onder de benaming Vlaamsch Verbond als eerste Vlaamse studentenkoepel aan de Katholieke Universiteit Leuven (KUL), een functie die het tot de Tweede Wereldoorlog behield. Tot het einde van de jaren 1960 bleef het Verbond de belangrijkste studentenvereniging te Leuven. Van bij zijn ontstaan speelde het KVHV een vooraanstaande rol in de Vlaamse studentenbeweging.

1902-1914: Het Vlaamsch Verbond

In 1902 werd besloten de overkoepelende en eentalig Franse Société générale des étudiants her in te richten op federatieve basis. De Franstalige studenten verenigden zich in de Fédération wallonne en op 27 november 1902 sloten de vijf Vlaamse gouwgilden zich aaneen in het Vlaamsch Verbond. Tijdens de eerste jaren van zijn bestaan kende het Verbond een grote bloei onder impuls van Jef van den Eynde (Verbondspreses 1905-1907), die ernaar streefde het gezelschapsleven van de Vlaamse studenten op een hoger cultureel peil te brengen. Ongeveer maandelijks hield de vereniging vergaderingen die naar inhoud een grote diversiteit boden: voordracht-, muziek- en toneelavonden wisselden elkaar af. Orgaan van het Verbond werd het in 1888 opgerichte studentenblad Ons Leven.

Vanaf 1908-1909 groeide het contact met de Katholieke Vlaamse Oud-Hoogstudentenbonden, die het Verbond financieel gingen steunen en de studenten een grotere belangstelling voor de taalstrijd bijbrachten. Vooral de vraag naar een Vlaamse universiteit vond weerklank. Deze meer radicale houding leidde tot spanningen met de academische overheid. Ze kwamen duidelijk aan bod op de viering van het 75-jarige bestaan van de universiteit in mei 1909. De Vlaamse studenten gaven op deze viering luidruchtig hun eis voor een gedeeltelijke vernederlandsing van de KUL te kennen en het kwam tot relletjes met Waalse studenten. Hierop verbood rector Adolphe Hebbelynck de werking van het Vlaamsch Verbond en de Fédération wallonne. Toen tijdens het volgende academiejaar Ons Leven, waarvan Ernest Claes toen hoofdredacteur was, een scherpe karikatuur op de afschaffing van het Verbond liet verschijnen liep het een publicatieverbod op. Vanaf oktober 1911 verminderden de spanningen met de academische overheid omdat de bisschoppen onder druk van de Vlaams-katholieke opinie besloten tot verdubbeling van een aantal leergangen te Leuven.

In oktober 1911 werd de ernstige, zeer godsdienstige en radicaal-Vlaamse kring Amicitia opgericht, die zich afzette tegen het 'bierflamingantisme' van de clubs en de gilden, hetgeen interne spanningen in het Verbond teweegbracht die de werking tot aan de Eerste Wereldoorlog belemmerde. Tijdens de oorlog kwamen heel wat studenten aan het IJzerfront terecht waar de geest van Amicitia voortleefde in de actie van het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten.

1919-1944: Vlaams-nationalisme en "Revolution von Rechts"

In januari 1919 stak het Verbond opnieuw van wal. De sterke patriottische en anti-Vlaamse reactie van Franstalige zijde zorgde voor een grote eensgezindheid. De als onrechtvaardig ervaren behandeling van een aantal oud-activisten (activisme, repressie) en de aanvaarding van het ontwerp-Nolf, dat de Gentse universiteit maar half vernederlandste (Nolf-barak), leidden al vlug tot een radicalisering bij de Vlaamsgezinde studenten, die hun vertrouwen in de christen-democratische verdedigers van het minimumprogramma begonnen te verliezen. Vanaf het jaar 1922-1923 was de KVHV-leiding volledig gewonnen voor een nationalistische oplossing, wat een of andere vorm van zelfbestuur voor Vlaanderen inhield. De emotionele amnestieacties voor veroordeelde activisten met de August Borms-hulde (10 februari 1924) lokten heftige reacties uit van de zijde van de Franstalige studenten en van Belgisch-nationalistische organisaties. Een botsing tussen enkele Vlaamse en Waalse studenten na afloop van het Groot- Nederlands Studentencongres in april 1924 te Leuven, liep uit op het neerschieten van de Vlaamse student Berten Vallaeys. Op 3 mei 1924 vaardigde rector Paulin Ladeuze een verbod uit op het houden van politieke vergaderingen. Toen KVHV-preses Paul-Felix Beeckman protesteerde tegen deze maatregel "die uitsluitend tegen de Vlaamse studenten scheen te zijn gericht" kreeg hij het consilium abeundi. Gerard Romsée en Tony Herbert, leden van het Verbondsbestuur, ondergingen in oktober 1924 hetzelfde lot toen zij weigerden zich aan de academische overheid te onderwerpen. Na een Alfons Depla-Berten Vallaeys-hulde en een protestmeeting werden in december nog vijf andere Vlaamse studenten weggezonden. Toen in februari 1925 het KVHV de Vlaamse bevolking opriep tot een financiële boycot van de KUL, kwam het Verbond rechtstreeks met de bisschoppen in conflict en werd zelfs op 10 maart 1925 door rector Ladeuze ontbonden.

K\K2-1-A.JPG

Het KVHV bleef weliswaar bestaan, maar verloor krediet in de brede katholieke en Vlaamse publieke opinie. In de studentenbeweging zelf ging, naast een kleine groep minimalisten, ook een aantal nationalistische studenten de monopoliepositie van de alles controlerende Verbondsleiding op de korrel nemen. Toen het Vlaams-nationalistische kamp in de tweede helft van de jaren 1920 steeds meer ideologisch verdeeld raakte, kwam het Verbondsbestuur in 1927-1928 bijna in de greep van de extreem Groot-Nederlandse visie van het weekblad Vlaanderen, maar zwenkte terug naar een breed Vlaams-nationalistisch platform. De Bormsverkiezing in december 1928 gaf te Leuven aanleiding tot betogingen en straatgevechten tussen Vlaamse en Franstalige studenten. Tijdens de kerstvakantie ontvingen de ouders van alle Vlaamse studenten een schrijven van rector Ladeuze, waarin geëist werd dat de student er zich schriftelijk toe zou verbinden zich te onthouden van elke separatistische of anti-Belgische betoging. Verbondsvoorzitter Seppe Coene zette de studenten aan te tekenen, hoewel hijzelf weigerde en zodoende het conscilium abeundi opliep. Dit conflict bracht nieuwe eensgezindheid in de rangen van het KVHV dat nu ook meer aandacht aan de vernederlandsing van de universiteit zelf ging besteden.

De vernederlandsing van de Gentse universiteit in 1930 en de versnelde verdubbeling van de Leuvense als gevolg daarvan, alsook het afvloeien van een aantal radicale studenten naar Gent brachten een verbetering van de betrekkingen met de academische overheid. Het kwam tot een heroriëntatie van de Leuvense studentenbeweging onder invloed van de Katholieke Actie en de Revolution von Rechts, die gezien werd als een oplossing voor de cultuurcrisis waarin het "ten onder gaande Avondland" zich bevond. Verbondspreses Piet Meuwissen (1932-1934) wilde het KVHV uitbouwen tot een eensgezinde corporatie van alle Vlaamse studenten, die zijn leden zou moeten opleiden tot de "geestelijke aristocratie van Vlaanderen", de "academische stand" die de leiding van de maatschappij zou in handen nemen. Het Verbond kende een sterke organisatorische uitbouw, maar als corporatie, die alle strekkingen wilde overkoepelen, kon het niet langer een eenheidsideologie voorschrijven. Er ontstond een hele waaier van nieuw-rechtse politieke studentenverenigingen, die alle hun invloed in het KVHV wilden laten gelden, met als voornaamste de Verdinaso-studentenafdeling, de VNV-studenten en het – bij de Katholieke Vlaamsche Volkspartij aansluitende – Jeugdfront. In de periode 1937-1938 trokken de Vlaamsgezinde studenten er met Flor Grammens op uit om Franstalige straatnaamborden in Vlaamse gemeenten te overschilderen. De Grammensactie kon slechts tijdelijk de eensgezindheid terugbrengen. Dat de verstandhouding tussen het Verbond en de academische overheid in de loop van de jaren 1930 alsmaar verbeterd was, bleek toen KVHV-preses Herman Wagemans een grafrede hield bij het overlijden, in februari 1940, van rector Ladeuze.

Hoewel de houding van het KVHV strikt genomen niet- collaborerend was, raakte het omwille van de grote VNV-invloed op de vereniging tijdens het eerste bezettingsjaar in de ogen van de meeste studenten gecompromitteerd. Het Verbondsbestuur 1940-1941 sympathiseerde met de Nieuwe Orde en wijzigde de benaming KVHV in Leuvensch Studentenverbond. Een door het Verbond gepatroneerde spreekbeurt van Staf de Clercq voor de VNV-studenten te Leuven op 12 maart 1941 leidde tot botsingen tussen Vlaamse en Waalse studenten, waarbij de Duitse Feldgendarmerie tussenbeide kwam. Vanaf 1941-1942 ging het KVHV zich uitdrukkelijk van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) distantiëren, maar de organisatie van het Dietsche Studentencongres in maart 1942 veroorzaakte een conflict met de academische overheid. Dit alles had tot gevolg dat het Verbond zijn overkoepelende functie verloor en zijn leidende rol moest afstaan aan het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie (HVKA). Het was in dit milieu dat de herinrichting van het naoorlogse studentenleven werd voorbereid.

1944-1968: Van loyaal Belgisch tot 'Leuven Vlaams'

Bij de bevrijding in 1944 kwam een nieuwe Vlaamse studentenkoepel tot stand: het Leuvens Studentencorps, waarbinnen ook het KVHV als grootste studentenvereniging zijn plaats kreeg. Onder invloed van unitaristische flaminganten zoals Tony Herbert ging het Verbond een koers van loyauteit ten overstaan van België varen. De uit het HVKA afkomstige Verbondspreses Carlos Gits (1944-1945) bepaalde dat het KVHV de staatsburgerlijke opvoeding van de studenten voor haar rekening moest nemen, dat wil zeggen een Vlaamse elite vormen die haar rechtmatige plaats in de Belgische staat zou opnemen. In de Koningskwestie werd een uitgesproken leopoldistisch standpunt ingenomen en na de dynamitering van de IJzertoren werd onder impuls van het KVHV een Jeugdbedevaart naar Diksmuide georganiseerd, die ondanks bedreigingen en tegenkanting op 28 april 1946 plaatsvond. Tegen de Belgischgerichte koers van de naoorlogse Verbondsleidingen ontstond er vanaf het jaar 1946- 1947 een toenemend radicaal Vlaamsgezind verzet van studenten, die wilden dat het KVHV opnieuw zou aanknopen bij zijn vooroorlogse Vlaams-nationale traditie. Zij verenigden zich in en rond de volkskunstgroep De Kegelaar, die het Verbond verweet veel te nauw bij de Christelijke Volkspartij aan te leunen en geen standpunt tegen de als anti-Vlaams ervaren repressie te durven of te willen innemen. De Kegelaar ging binnen het KVHV een grootscheepse eigen werking ontplooien en slaagde er na de 'Paasrevolutie van 1949' in het Verbond opnieuw een radicaal-Vlaamse koers te doen varen.

De Vlaamse nederlaag in de Koningskwestie (zomer 1950), de spanningen te Leuven met de rector en de Franstalige studenten rond acties voor amnestie (1949-1951) en de door de academische overheid verboden toespraak van Flor Grammens te Blanden (19 december 1952) werkten de radicalisering in de hand en verzekerden het KVHV opnieuw van een flinke aanhang in de Leuvense studentenwereld. Met de Fosty-actie (Fosty-betoging) van 23 oktober 1953 bewees het Verbond dat het weer een voorhoederol vervulde in de V.B. In 1954-1955 dreven de acties in het kader van de schoolstrijd het Vlaamse element wat naar de achtergrond, hoewel het KVHV een oplossing van dit conflict in federalistische zin bepleitte. Het Verbond ging ook aandacht besteden aan het sociaal-economische aspect van de Vlaamse achterstand; zo werd in 1956 de groep Walenwerking opgericht, die ontspannings- en voorlichtingsavonden organiseerde voor de Vlaamse immigranten in Wallonië. Met de campagne tegen de miskenning van de Nederlandse taal op de Wereldtentoonstelling in 1958, de hevige amnestiestrijd in 1959 en de anti-talentellingsactie (1959-1960) speelde het KVHV een voortrekkersrol in de doorbraak die de V.B. begin jaren 1960 kende met de Marsen op Brussel.

Met het begin van 'taalkundige decentralisering' van de universiteit in 1962-1963 en de debatten rond de nieuwe taalwetgeving, waarbij de Franstaligen faciliteiten eisten in het Leuvense, kwam de strijd voor 'Leuven Vlaams' op het voorplan. Vanaf 1964 eiste het Verbond de volledige splitsing van de universiteit en de overheveling van de Franstalige sectie naar Wallonië. Aan de top van het KVHV trad er een nieuwe generatie aan, die naar een synthese zocht tussen de V.B. en het opkomende studentensyndicalisme, en die het Verbond tussen 1963 en 1966 in sociaal-progressieve richting oriënteerde. Het federalisme werd een denkkader waarin de hele Vlaamse problematiek werd geplaatst. Vertrekkend vanuit een radicaal-democratische basisidee werd federalisme verbonden met radicale structuurhervormingen op het sociaal-economische vlak (overheidscontrole, nationaliseringen, planeconomie). Met dit standpunt leunde het KVHV nauw aan bij de in 1965 gestichte Vlaams-progressieve partij de Vlaamse Democraten. Vanaf het jaar 1965-1966 kwam de strijd voor een autonome, maar ook democratische Vlaamse universiteit te Leuven in een stroomversnelling. Op 15 december 1965 werd een nationale studentenbetoging gehouden onder het motto "Walen buiten". De verklaring van de Belgische bisschoppen van 13 mei 1966 over de institutionele en geografische eenheid van de universiteit, leidde tot een opstoot van antiautoritaire en antiklerikale gevoelens. De revolte van mei 1966 bracht nieuwe studentenleiders (Paul Goossens, Ludo Martens, Walter de Bock) op het voorplan, die een nieuw-linkse en radicale koers gingen volgen gericht op een volgende confrontatie die een democratische universiteit moest opleveren. In december 1966 besloten de radicaalsten onder leiding van Martens dat de traditionele studentenbeweging had afgedaan. Op 3 maart 1967 werd als een werkgroep binnen het KVHV de Studentenvakbeweging (SVB) opgericht. Voor de SVB primeerde voortaan "de strijd tegen het kapitalistische bestel voor een totaal-democratie". Het verzet van de flamingantische achterban, alsook het wantrouwen van de beheerraad, die vreesde voor het voortbestaan van de vereniging, leerde de SVB'ers dat het KVHV met zijn traditioneel-Vlaamsgezinde verleden niet de juiste voedingsbodem was voor een studentenvakbeweging en in juni 1967 verlieten zij het Verbond, in oktober gevolgd door Verbondspreses Goossens. De expansieplannen van de Université catholique de Louvain (UCL) leidden begin 1968 tot de januarirevolte. In februari viel de regering-Paul vanden Boeynants over de kwestie Leuven en was de splitsing van de universiteit een feit.

Het KVHV na 1968

Aangezien na de splitsing van de universiteit de Vlaamse problematiek geen rol van betekenis meer speelde, diende het Verbond nu voorgoed zijn leidende rol af te staan aan de SVB, die de motor werd van een nieuw-linkse studentenbeweging. Het KVHV zag zijn aantal actieve leden drastisch inkrimpen en de uitgebreide Verbondsorganisatie onderging een flinke afslanking. De poging van Verbondspreses Guido Ghekiere (1968- 1970) om met de deelname aan de mijnwerkersstaking in januari 1970 het KVHV te doen aansluiten bij de nieuw-linkse studentenbeweging stuitte op het verzet van de traditionalistische vleugel. Deze nam in mei 1970 definitief de macht over en stuwde het Verbond in een relatief behoudsgezinde richting, al bleven eerder progressieve maatschappelijke thema's nog enige tijd de aandacht van de vereniging weerhouden en werd er meer energie gestoken in culturele evenementen dan in Vlaamse actie.

Vanaf 1973-1974 ging het KVHV uitdrukkelijker zijn oude ideologische rol van studentenvereniging binnen de V.B. beklemtonen. Onder invloed van Volksunie-politici zoals Willy Kuijpers nam het Verbond hierbij een volksnationalistisch standpunt in. Deze solidariteit met de kleinere volkeren in Europa leidde in januari 1974 tot een actieve ondersteuning van een hongerstaking in Frans- Baskenland. Onder de titel Een federaal Vlaanderen in Europees en volksnationaal perspectief publiceerde het KVHV in december 1976 een eigen model van staatshervorming, dat de voorafspiegeling zou zijn van de actieve deelname aan het Anti-Egmontkomitee in 1977-1978. Van een gematigd anti-linkse vereniging halverwege de jaren 1970 kende het Verbond begin de jaren 1980 een ruk naar rechts. De extreem- linkse tegenacties bij Vlaamse betogingen te Leuven, alsook de internationale spanning tussen Oost en West ten tijde van de rakettenkwestie waren hieraan niet vreemd. Na 1983 evolueerde het KVHV naar een pragmatisch en "positief kritisch" nationalisme, waarbij met de acties voor de federalisering van het onderwijs in 1985-1987 de werking op een concreet thema werd toegespitst. Vanaf 1987 begon de partijpolitieke polarisatie in nationalistische rangen tussen VU en Vlaams Blok ook op het Verbond te wegen. Het KVHV had op zijn rechterflank af te rekenen met de concurrentie van de Nationalistische Studentenvereniging (NSV), waarvan de werking op Vlaams-nationaal vlak die van het Verbond begon te overschaduwen. De nieuwe strijdvaardigheid van de niet- partijgebonden V.B. onder impuls van een verjongde en geradicaliseerde Vlaamse Volksbeweging (VVB) had zijn invloed op het KVHV dat vanaf 1990-1991 opnieuw een radicaal- Vlaamse koers ging varen en in de lijn van de VVB naar een separatistisch standpunt evolueerde. Een nieuw aandachtspunt was de bekommernis voor de handhaving van de Nederlandse taal in het één wordende Europa, zoals bleek uit de taalwedstrijd "Simon Stevinpenning" (1989), de acties tegen een mogelijke verengelsing van het hoger onderwijs (1990-1993) en het Groot-Nederlands Studentencongres te Leuven in november 1992. Sedert 1992 werd er in Ons Leven gepleit voor een neoconservatieve frontvorming waarbij de Vlaamse problematiek vanuit een rechts-liberale invalshoek werd benaderd.

Literatuur

L. Vos-Gevers, 'De Vlaamse studentenbeweging te Leuven. 1836-1914', in Onze Alma Mater, jg. 29, nr. 2 (1975), p. 126-142; 
L. Vos, 'Ideologie en idealisme. De Vlaamse studentenbeweging te Leuven in de periode tussen de twee wereldoorlogen', in BTNG, jg. 6, nr. 3-4 (1975), p. 263-328; 
Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven. Catalogus van de tentoonstelling 16 februari-2 april 1976, 1976; 
L. Vos, Bloei en ondergang van het AKVS, 2 dln., 1982; 
K. Jongbloet, Honderd jaar Ons Leven. Gechiedenis van een Leuvens studententijdschrift (1932- 1974), KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1988; 
W. Weets, Tussen traditie en beweging. De geschiedenis van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (1944-1956), KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1991; 
'90 jaar KVHV', in Ons Leven, jg. 103, nrs. 6-7-8 (1992); 
P. Baert, De geschiedenis van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) van 1956 tot 1970, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1994.

Verwijzingen

zie: studentenbeweging (Leuven).

Auteur(s)

Wilfried Weets