Josson, Maurits (eigenlijk Marie H.N.M.)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Antwerpen 10 februari 1855 – Leiden 13 december 1926).

Studeerde eerst in Duitsland, maar zette dan zijn rechtenstudie voort aan de Université libre de Bruxelles, waar hij in 1877 medeoprichter was van het Vlaamsgezinde studentengenootschap Geen Taal Geen Vrijheid.

Josson was de eerste advocaat die een Nederlandse naamplaat op zijn deur aanbracht en toen hij een Nederlands verslag durfde in te leveren voor een pro Deo-zaak, werd hij voor twee jaar geschorst.

In de late jaren 1880 werd Jossen samen met G. Schepens en J.K. Beving lid van de redactie van het studentenweekblad Vooruit, dat aanknoopte bij het 'neutrale' liberale flamingantisme. Samen met Alfons Prayon-van Zuylen en Lambert Goffin bracht hij het kapitaal bijeen voor de uitgave van het blad De Flamingant(1889), dat de evolutie vertolkte van het Brusselse liberale flamingantisme in progressistische richting. Hij bleef er beheerder van tot 1892. Van 1887 tot 1891 was hij ook lid van het bestuur van de Liberale Vlaamsche Bond. Toen de liberale flaminganten er evenwel niet in slaagden als derde tak van het liberalisme erkend te worden, richtte Josson in 1892 uit reactie de Vlaamsche Volkspartij op, waarvoor hij bij de verkiezingen van 1894, 1895 en 1906 kandidaat was. Deze partij mislukte in haar opzet onder andere wegens de sterke persoonlijke en ideologische verschillen tussen Josson en Prayon-van Zuylen, die via hun persorganen – Josson via Schild en Vriend – werden geuit. In de tweede helft van de jaren 1890 verliet Josson de partij. Inmiddels had hij ook deelgenomen aan andere initiatieven die in het spoor van de Landdagidee (Landdagbeweging) Vlamingen over de partijgrenzen heen probeerden te verenigen. Zo was hij lid van De Vlaamsche Wacht, van het eerste bestuur van het Nationaal Vlaamsch Verbond (1891) en van de Vlaamsche Volksraad (1892), waarin ook telkens zijn vriend Reinhard actief was. In 1899 was hij ook nog een van de organisatoren van het Vlaamsch Huis op de Grote Markt te Brussel.

Van 1899 tot 1901 trok Josson naar Zuid-Afrika om er dienst te nemen in het Boerenleger. Als secretaris van generaal Smuts werd hij krijgsgevangen gemaakt. Vanaf 1904 werkte hij weer als advocaat te Brussel, maar sinds 1910 woonde hij in Nederland. De jaarlijkse herdenking van de Belgische Revolutie van 1830 werd in 1901 voor Josson aanleiding tot de publicatie van een heftig pamflet (onder pseudoniem van Jan Janssone) over de Belgische Omwenteling. Hij was overtuigd van de Franse annexatieplannen en meende dat enkel de creatie van een statenbond met Nederland een nieuwe Franse bezetting kon verijdelen. Hij werkte zijn ideeën verder uit tot het standaardwerk Frankrijk, de eeuwenoude vijand van Vlaanderen en Wallonië.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog engageerde Josson zich in het activisme. Samen met Reinhard publiceerde hij op 12 februari 1915 een oproep tot Vlaamse actie. Ook de Vlaamsche Landsbond van 1916 was een product van hun samenwerking. Josson behoorde tot de meer gematigde activisten en nam scherp stelling tegen de Jong-Vlamingen en de Antwerpse activisten van het Vlaamsch Verbond. Josson ijverde voor een Belgische staat op federatieve basis. Hij werd lid van de Raad van Vlaanderen, doceerde in 1918 burgerlijk recht aan de vernederlandste universiteit te Gent (von Bissing Universiteit) en zette zich in voor de vernederlandsing van het lager onderwijs in Brussel.

Werken

De leer der Nederlandsche spraakgeluiden, 1896; 
Schets van het recht van de Zuid-Afrikaanse republiek, 1898; 
Onthullingen over de Belgische omwenteling van 1830, 1903; 
Frankrijk, de eeuwenoude vijand van Vlaanderen en Wallonië, 1913; 
De Belgische omwenteling van 1830, 3 dln., 1930.

Literatuur

L. Buning, 'Josson, Marie H.N.M.", in NBW, VII, 1977; 
id., 'Nieuw licht op het Brussels activisme', in WT, jg. 38, nr. 4 (1979), p. 193-228; 
L. Jansegers, 'Onmachtpositie van het Brusselse liberale flamingantisme (1884-1895)', in Taal en Sociale Integratie, VI, 1982, p. 107-135; 
Frans Reinhard in zijn tijd, 1850-1921, 1996.

Auteur(s)

Machteld de Metsenaere