Hou ende Trou
overkoepelende studentenvereniging aan de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit (1916-1918); de volledige naam luidde Gentsch Studentencorps Hou ende Trou.
Het Gentsch Studentencorps (GSC), opgericht op 27 oktober 1916, nam de benaming 'Hou ende Trou' aan als uiting van zijn gehechtheid aan het Vlaamse volk, de universiteit en de studentengemeenschap. In tegenstelling tot de vooroorlogse partijpolitieke en geografische versnippering van de Gentse studentenbeweging, kreeg de nieuwe vereniging naar Nederlands voorbeeld een meer centralistische corpsstructuur. Het GSC overkoepelde de faculteitskringen en de thematische of wijsgerige clubs. De eerste hadden ten doel door het organiseren van spreekbeurten en discussies het wetenschappelijk studiepeil te verhogen. Tot de tweede behoorden de Lodewijk de Raet-Vereeniging, de Jan van Ruysbroeckkring, het Wijsgeerig Genootschap, het Literair Kransje en de Muziekvereeniging. Voor het gezelschapsleven zorgde de sociëteit Uylenspieghel. Ook de typische studentenpet was Nederlands van inspiratie. De baret was gemaakt in zwart laken met een zwarte knoop op de kruin. De kleur van de fluwelen band verwees naar de faculteit waartoe de student behoorde en het aantal sterren gaf het studiejaar aan.
De leiding van het GSC werd waargenomen door een senaat, voor 1916-1917 samengesteld uit de ouderejaarsstudenten: Arthur Mulier (preses), Geo van Tichelen (abactis), Odilon Mariman (fiscus) en de assessoren Boudewijn Ruyffelaert en Oscar de Neve. Het eerste jaar werden 80 van de 140 studenten lid, het jaar daarop sloten 280 van de 450 studenten bij het GSC aan. Het corps spande zich in zijn korte bestaan in om de economische noden van zijn leden (voedselbonnen, brandstof) te verlichten door interventies bij de universitaire autoriteiten.
Vanaf februari 1917 beschikte het corps over een veertiendaags tijdschrift Aula, dat als spreekbuis diende voor zijn activiteiten. De vlag van het GSC, die plechtig werd overhandigd ter gelegenheid van het eeuwfeest van de universiteit (november 1917) bestond uit vier vlakken: links bovenaan de kleuren van Nederland (oranje-blanje-bleu: symbool van het Groot-Nederlands ideaal), rechts de Vlaamse leeuw, links onderaan de Gentse leeuw en rechts het embleem voor de vereniging, twee handen die broederlijk de fakkel van de wetenschap dragen.
Terwijl de faculteitskringen nauwelijks van de grond kwamen, ontwikkelde er zich na stevige discussies en heftig verzet van preses Mulier, toch een aantal regionale clubs. Het eerste jaar verenigden de Kempische studenten zich in De Mastentop. Later volgden de Brusselaars met de kring Johan Doxa. De Gentenaars stichtten De Kaproenen, de Waaslanders Dat Soete Waeslandt, en de Aalsterse studenten De Ajuinen. Het GSC dat aanvankelijk vergaderde in hotel Koningshof en later in café De Halve Maan, kreeg in juni 1918 een eigen studentenhuis in het vroegere Hotel de Veyrac aan de Sint-Pietersnieuwstraat. De laatste realisatie van Hou ende Trou was de uitgave van de Gentsche Studenten-Almanak in september 1918.
Aanvankelijk achtte het GSC zich, "als instelling, berustende op een academischen grondslag", niet geschikt om aan politiek te doen. Individuele studenten en verenigingen binnen het corps waren wel vrij vlug actief betrokken bij de propaganda voor het activisme. De uitroeping door de Raad van Vlaanderen van de zelfstandigheid van Vlaanderen (december 1917) leidde tot een verhoogde politieke belangstelling bij de studenten. Ook het GSC zelf ging zich nu achter de politiek van de Raad scharen.
De opening van de volledig vernederlandste Gentse universiteit in oktober 1930 bracht de ex-Gandavenses van Hou ende Trou terug samen. Zij vergaderden een eerste maal te Antwerpen op 25 januari 1931 onder voorzitterschap van Cyriel de Wael en besloten zich opnieuw te verenigen in een bond. De hergroepering van de oud-studenten van de Vlaamse hogeschool had ten doel "de gedachtenis te bewaren en als vereniging nog een bescheiden maar toch vruchtbare rol te spelen in het toenmalige studentenleven". De bond gaf een periodiek met de titel Mededeelingen uit.
De Tweede Wereldoorlog stelde een einde aan de regelmatige bijeenkomsten, hoewel de vijfentwintigste verjaardag van de opening van de Vlaamse hogeschool in 1941 werd herdacht met een toespraak van Wies Moens. Op 14 december 1970 werd op initiatief van Mariman de vereniging van ex-Gandavenses heropgericht. In augustus 1971 startte zij met de uitgave van het blad Mededelingen van Hou ende Trou, waarvan slechts twee nummers verschenen.
Literatuur
Gentsche Studenten-Almanak voor het Jaar 1918, z.j. (1918), p. 91-137;
Mededelingen van Hou ende Trou, nr. 1 en 2 (10 augustus 1971 en 1 september 1972);
W. Moens, 'Het activistisch avontuur en wat er op volgde', in Proza, III, 1972, p. 11-66;
D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991.
Verwijzingen
zie: studentenbeweging Gent.