Handelsblad (van Antwerpen), Het

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

dagblad, voor het eerst (als avondblad) gepubliceerd op 4 december 1844 onder de titel Het Handelsblad der Stad en Provincie Antwerpen.

Aanvankelijk verscheen de krant driemaal per week. Toen de afschaffing van de zegelbelasting een prijsverlaging toeliet, kon de krant, van 28 juni 1848 af, dagelijks uitkomen. De bedoeling van de stichter was, in Antwerpen een Vlaams en katholiek tegenwicht te vormen voor de Franstalige liberale bladen die daar de burgerij en de politiek beheersten. Initiatiefnemer en drukker-uitgever was Johannes P. van Dieren. In 1843 had hij zijn journalistiek geluk al eens beproefd met De Schelde, maar dat blad had hij moeten opgeven. Nu kreeg hij de medewerking van Lodewijk Vleeschouwer, die hoofdredacteur werd. Vleeschouwer verliet na drie jaar de krant en werd opgevolgd door August Snieders.

Snieders, net als Van Dieren afkomstig uit Nederlands Brabant, maakte van Het Handelsblad een vinnige krant die spoedig abonnees won. Toen in de late jaren 1850 het unionistische ideaal van samenwerking tussen katholieken en liberalen in de jonge Belgische staat verloren ging, werd hij de vurige verdediger van het katholieke geloof, terwijl hij van zijn krant bovendien, naar het woord van de historicus Floris Prims, "het machtigste orgaan voor de Vlaamse zaak" maakte. Snieders zou het blad meer dan een halve eeuw redactioneel leiden. Hij interesseerde zich sterk voor de kunst, schreef zelf (net als zijn broer Jan R. Snieders) een serie stichtelijke romans die zeer populair zijn geweest, pleitte voor culturele en economische toenadering tot Nederland en schaarde zich in de Frans-Duitse oorlog van 1870 aan de zijde van de Duitsers, omdat hij in de Germaanse invloed een waarborg zag tegen het Franse imperialisme in België. In de strijd tegen het antiklerikale liberalisme bleef Snieders jarenlang de belangrijkste Vlaamse pen.

Tot de belangrijkste medewerkers van zijn redactie behoorden Jan J. de Laet, Domien Sleeckx, Edward Coremans, Theodoor van Ryswyck, Johan M. Dautzenberg, J.B. van Kerckhoven en anderen. In 1901 werd Snieders opgevolgd door zijn redacteur Jan van Menten, die als Taxander signeerde en de redactie leidde tot de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Onder zijn beleid volgde het blad een strengere katholieke strekking, terwijl de Vlaams-Belgische koers behouden bleef. Inmiddels kreeg het blad meer en meer af te rekenen met de opkomst van een nieuwe pers in Vlaanderen: de meer populaire katholieke Gazet van Antwerpen (sinds 1891) en de liberale De Nieuwe Gazet (1897).

Het Handelsblad verhuisde in 1908 van de Coppenollestraat naar de Lijnwaadmarkt, waar het tot 1951 een historisch pand uit de 16de eeuw betrok. Daar maakten de toenmalige uitgevers, Johannes en Theofiel van Dieren, in 1910 van de zaak een naamloze vennootschap en brachten zij het blad niet langer 's avonds maar 's ochtends uit. Flamingantische voormannen speelden in die tijd met de idee Het Handelsblad over te nemen. Zij dachten eraan, het Antwerpse karakter van het blad te verruimen en er "het grote Vlaamse orgaan" van te maken waar de oplevende V.B. behoefte aan had. Alfons van de Perre en zijn medestanders zijn daar niet op ingegaan en hebben, in mei 1914, De Standaard opgericht, die na de Eerste Wereldoorlog de zwaarste mededinger van Het Handelsblad werd en in 1921 de directe concurrentie aanging met een eigen Antwerpse editie onder de titel De Morgenpost.

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog wilden de Van Dierens hun krant voort laten verschijnen, in de hoop de Duitse invloed te kunnen afremmen, maar toen de censuur hun te sterk werd, stopten zij de publicatie in juni 1915. Na de wapenstilstand keerde het blad spoedig terug. In flamingantische kringen kreeg Het Handelsblad toen een ongunstige reputatie. Het conservatieve element was er sterker in geworden en de krant verzette zich tegen alles wat de eenheid van België scheen te bedreigen, dus zeker tegen de Frontbeweging en de andere naar voren tredende flaminganten. In 1921, toen het stadsbestuur van Antwerpen in handen kwam van de eerste christen-democratische- socialistische coalitie, onder leiding van De Standaard- bezieler Frans van Cauwelaert, behoorde Het Handelsblad tot de tegenstrevers. Het pleitte voor een katholiek-liberale overeenkomst en bekampte de kandidatuur van de Vlaamse voorman voor het burgemeesterschap. Taxander vormde toen een goed mikpunt voor de flamingantische polemische pennen als die van de Fronter Filip de Pillecyn die zowel in De Standaard als in zijn satirische weekblad Pallieter zijn spotlust botvierde.

In de jaren 1930 bleek de positie van Het Handelsblad sterk ondermijnd te zijn. De krant kon niet op tegen de groeiende concurrentie en paste zich technisch noch inhoudelijk aan. In mei 1940, bij het begin van de Duitse bezetting, stopte de krant haar publicatie. Even poogde zij te onderhandelen, maar de Duitse voorwaarden kon zij niet aanvaarden.

Kort na de bevrijding van de stad verscheen Het Handelsblad opnieuw (van 7 september 1944 af). De krant bestond toen honderd jaar, maar gezien de omstandigheden werd de herdenking uitgesteld tot 1947.

Ondertussen beleefde zij een felle maar kortstondige wederopleving. Zij was een van de eerste om, in die periode van patriottische euforie, de uitspattingen van de repressie te hekelen. Dat gebeurde onder meer in de hoofdartikels van Bart, alias Jules Jacobs, die de overleden Van Menten verving. Vooral in de commentaren van Bruno de Winter kwam het protest tot uiting. De Winter was redacteur sinds 1931. Zijn bekendste rubriek ondertekende hij als 't Pallieterke en dit pseudoniem werd de titel van het weekblad dat hij in 1945 oprichtte en waarvoor hij na enige tijd Het Handelsblad verliet. De houding van de krant en de artikels van De Winter waren er zeker niet vreemd aan, dat Het Handelsblad onmiddellijk een ongekende populariteit genoot. Een tijdlang moet de oplage boven de 100.000 exemplaren hebben gelegen, maar de krant beschikte niet over de technische of redactionele middelen om die opbloei op te vangen en uit te bouwen. Begin 1950 was de oplage teruggevallen tot minder dan 20.000.

In 1951 werd de redactieploeg (nog geen tien leden) versterkt door de 27-jarige Jan Merckx, die zijn sporen had verdiend op De Nieuwe Gids en die nu Jan Hendrickx als politiek hoofdredacteur kwam opvolgen. De krant verhuisde in die periode naar de Lombaardvest, in de nieuwe kantoren en drukkerij van La Métropole, waarvan de eigenaar, Jules Verge, in alle stilte de meerderheid van de Handelsblad- aandelen had verworven. Na een goed jaar werd Merckx ook directeur. Onder zijn leiding kreeg de krant spoedig een frisser uitzicht en een nieuwe dynamiek. Haar culturele rubrieken vonden aansluiting bij jongere kunstuitingen (onder impuls van medewerkers als Ivo Michiels en Paul de Vree), terwijl zij zich op binnenlands politiek gebied onafhankelijker ging opstellen en zij De Standaard concurrentie wilde aandoen met een verscherping van haar flamingantische standpunten en een meer uitgesproken middenstandspolitiek. Op een bepaald ogenblik zag het er naar uit dat Het Handelsblad de krant van de georganiseerde christelijke middenstand zou worden, met prominenten van het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond in haar raad van bestuur. Dat leidde onder meer tot felle disputen met de socialistische Volksgazet. Het Handelsblad slaagde er evenwel niet in, buiten de Antwerpse agglomeratie en een deel van het Waasland door te dringen.

Halfweg de jaren 1950 waren er pogingen om van Het Handelsblad het blad te maken van de jonge Vlaams- nationalistische partij, de Volksunie (VU). Een nieuwe mogelijkheid was een overname door het christen-democratische dagblad Het Volk. Merckx zag dit niet zitten en vond een andere oplossing. Op 23 april 1957 werd een overeenkomst gesloten met De Standaard, die twee miljoen frank betaalde voor aandelen van Het Handelsblad. De naamloze vennootschap bleef een aparte juridische eenheid, terwijl de krant een kopblad van De Standaard – Het Nieuwsblad werd, met eigen Antwerpse editiebladzijden. Merckx bleef directeur-hoofdredacteur en werd tevens opgenomen in de leiding van de Brusselse kranten. De samenwerking luidde het begin in van een grote groepsvorming rond De Standaard.

Op 7 mei 1957 verscheen Het Handelsblad in zijn nieuwe vorm. Op dat ogenblik bedroeg de oplage iets meer dan 10.000 exemplaren. In 1965 was zij gedaald tot minder dan 8000 en waren haar lezers voor 65% middenstanders, terwijl 78,5% van de lezers in de provincie en 45% in de stad Antwerpen woonde. De oudste krantentitel van Vlaanderen bleef nog bestaan tot 15 februari 1979 en zijn oplage bedroeg toen nog 2565 exemplaren. De abonnees ontvingen van dan af Het Nieuwsblad, editie Antwerpen.

Literatuur

F. Prims (e.a.), Jubelalbum van Het Handelsblad van Antwerpen 1844-1944, 1947; 
M. van den Broucke, 'De journalist August Snieders over zichzelf', in De Vlaamse Gids (1955); 
Jubelnummer 1844-1955. Het Handelsblad, z.j. (1955); 
F. van der Elst, De bewogen jaren. Mijn memoires 1920-1958, 1985; 
M. Vanvaeck, 't Pallieterke van Bruno de Winter, 1987; 
D.G. (= Gaston Durnez), 'Jan Merckx veranderde Vlaams medialand. Pionier van commerciële televisie bleef zich altijd journalist voelen', in De Standaard (11 augustus 1992); 
G. Durnez, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant, II, 1993.

Auteur(s)

Gaston Durnez