Gunzburg, Nico
(Riga 2 september 1882 – Antwerpen 4 maart 1984).
Onder druk van pogroms verliet vader Salomon Gunzburg in 1885 Letland. Hij vestigde zich met zijn gezin te Antwerpen en naturaliseerde zich tot Belg. Zoon Nico deed zijn humaniorastudies aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen en studeerde rechten aan de Université libre de Bruxelles (ULB). Na een studieverblijf te Rome vestigde hij zich te Antwerpen als advocaat en bouwde er een bloeiende praktijk uit.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Gunzburg onder meer gezantschapsraad in Le Havre. In 1923 kreeg hij leeropdrachten aan de Gentse Rijksuniversiteit. Hij legde zich vooral toe op de criminologie, onder meer de studie van de misdadige en verwaarloosde jeugd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog week Gunzburg via Frankrijk uit naar de Verenigde Staten. Hij werkte er aan de Vlaamse afdeling van het Office of War Information en doceerde aan de Syracuse University. Op verzoek van president Franklin D. Roosevelt werkte hij aan de voorbereiding van de Nürnberger-processen. Na de bevrijding liet hij zich ook in het kader van de United Nations Organisation in met de displaced persons, waarna hij weer naar België terugkeerde. Na zijn emeritaat als hoogleraar in 1952 engageerde hij zich in het pas onafhankelijke Indonesië. Hij doceerde er criminologie, werkte mee aan de hervorming van de Indonesische politie, werd raadgever van de eerste minister en geraakte ook bevriend met president Soekarno. In 1956 keerde Gunzburg voorgoed naar Antwerpen terug, waar hij nog lange jaren actief bleef als advocaat en als voorzitter van joodse caritatieve instellingen.
Deze veelzijdige man was ook een markante Vlaamsgezinde. Zijn flamingantisme ontsproot aan een uitgesproken sociaal engagement. De discriminatie en de vervolging van zijn familie in Letland versterkten bij de jonge Nico het humanistisch-sociale gedachtegoed dat hij al van zijn ouders meekreeg. Zijn atheneumleraar Nederlands, Pol de Mont, leerde hem de V.B. kennen, en gaf hem ook de liefde mee voor een mooie Nederlandse taal.
Aan de ULB werd Gunzburg in 1905 voorzitter van de Vlaamse liberale studentenkring Geen Taal Geen Vrijheid. Als pas afgestudeerde publiceerde hij zijn eerste wetenschappelijke artikels, in het Nederlands. Hij engageerde zich ook meteen in de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden en in de Vlaamsche Rechtskundige Congressen. Daarmee behoort Gunzburg tot de pioniers van de Vlaamse rechtsgeleerdheid.
Rond 1910 al zette Gunzburg zich in voor de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit, als derde secretaris van de toenmalige Vlaamsche Hoogeschoolcommissie. Na de Eerste Wereldoorlog was het Gunzburg die als man achter de schermen het eerste initiatief nam tot oprichting van een nieuwe Kommissie ter Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Hij ging aankloppen bij August Vermeylen en kon deze warm maken, waarna andere prominente Vlamingen uit de drie traditionele partijen volgden. Gunzburg lukte er ook in de Fronter Edmond Picard als lid te doen aanvaarden, zodat een brug werd geslagen met de 'overzijde' van de V.B. Hij kreeg ten slotte ook de financiering rond van de activiteiten van deze commissie, die in december 1919 officieel werd opgericht. Ze verdedigde het in 1911 ingediende wetsvoorstel-Franck-Frans van Cauwelaert-Edward Anseele (onderwijs), dat eentaligheid na een jarenlange overgangsregeling beoogde. Gunzburg werd de algemene secretaris ervan, en stelde onder meer in 1920 een ruim verspreide brochure op, La flamandisation de l'université de Gand. In 1923 dan was Gunzburg ten slotte van nabij betrokken bij het opstellen van het wetsontwerp-Nolf. In dat jaar ook werd hij benoemd aan de vernederlandste Gentse universiteit. Hij doceerde er onder meer de Nederlandse cursus Burgerlijk Recht.
Na 1923 is Gunzburg niet meer echt actief geweest in de V.B. Toen in 1927 Louis Franck, die de V.B. feitelijk vaarwel had gezegd, vervangen werd als voorzitter van de door hem geïmmobiliseerde Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden, keerde ook Gunzburg de Bond de rug toe, waarvan hij tot dan secretaris was. Hij zou nochtans nog vele jaren actief blijven als Vlaams rechtsgeleerde. Zo publiceerde hij in 1927 het eerste Nederlandstalige handboek over het huwelijkscontract, en ook was hij vele jaren werkzaam in de Commissie, belast met de voorbereiding van de Nederlandse tekst van de Grondwet, de Wetboeken en de voornaamste wetten en besluiten, de zogenaamde Commissie Van Dievoet.
Werken
La flamandisation de l'université de Gand, 1920.
Literatuur
Rijksuniversiteit te Gent. Liber Memorialis 1913-1960, II, 1960;
J. Florquin, Ten huize van..., IX, 1973;
Nico Gunzburg, 1975.