Groeningerwacht

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

Vlaamsgezinde jongemannenvereniging, opgericht op 11 juli 1909 te Antwerpen, onder voorzitterschap van George Roose en genoemd naar Groeninge, de locatie bij Kortrijk waar in 1302 de Guldensporenslag plaatsvond.

De vereniging wenste los van alle partijgeest de onderlinge band tussen de strijders voor de V.B. te versterken, te streven naar Vlaamse rechten, te werken aan de zedelijke, stoffelijke en verstandelijke verheffing van het Vlaamse volk en de algemene kennis te verhogen door inlichtingen te verschaffen over de Vlaamse strijd op kunst-, letterkundig en economisch gebied. Na Antwerpen ontstonden in 1910 Groeningerwachten te Brussel en Gent. In Gent heette de wacht aanvankelijk Vlaanderen's Voorwacht. In 1912 kreeg ook Mechelen zijn wacht. Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren er uiteindelijk Groeningerwachten te Antwerpen en omgeving, Brussel, Gent, Kortrijk, Lier, Luik en Mechelen. De wachten hielden zich vóór 1914 intensief bezig met propaganda voor de vernederlandsing van de universiteit te Gent en met het inrichten van culturele manifestaties als zang- en toneelavonden.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het werk van de wachten stil te liggen. Er zaten nogal wat leden in het leger als dienstplichtige of als vrijwilliger. In het najaar van 1914 hervatte de Antwerpse Groeningerwacht zijn werkzaamheden onder leiding van Jozef van Wetteren. Gespreksonderwerpen waren bestuurlijke scheiding en zelfbestuur voor Vlaanderen. In 1916 was de wacht onder leiding van Van Wetteren, August Borms, Cyriel Rousseeu en Dirk 't Jollijn een activistische propagandaorgansiatie geworden (activisme). In hetzelfde jaar (1916) gingen in Mechelen onder leiding van Gaston Burssens en te Brussel onder leiding van Hendrik Tanrez en Willem Reinhard de Groeningerwachten weer aan het werk. De Brusselse wacht werkte onder het motto "Ieder juk aan spaanderen".

Op 27 augustus 1916 ontstond het Verbond van Groeningerwachten met als secretaris Oskar de Smedt en afdelingen te Antwerpen, Berchem, Borgerhout, Brussel, Ekeren, Halle, Hasselt, Hoboken, Lier, Merksem, Tienen, Turnhout en Wetteren. Vermoedelijk was de Mechelse afdeling toen nog niet actief. De eerste manifestatie van deze wacht vond op 11 februari 1917 plaats met een lezing van Borms. Ook de Kortrijkse afdeling heeft vermoedelijk pas na augustus 1916 zijn werk hernomen. Er is gedurende de oorlog ook sprake van een afdeling in Brugge.

In Gent kwam de Groeningerwacht in mei 1917 weer in actie, dankzij Walter Lampaert. De wacht was al spoedig ingeschakeld in de propaganda-activiteiten van Jan Wannyns Nationalistische Bond. Conflicten tussen Wannyn en Lampaert brachten een splitsing van de Gentse Groeningerwacht teweeg. Wannyn had in zijn Nationalistische Bond een eigen Nationalistische Voorwacht opgericht. Dit aanvaardde Lampaert niet en hij liep met een deel van zijn wachten over naar de Vlaamsch-Nationale Partij van Jules van Roy, waar de Groeningerwachten verder werkten als Jonge Wachten. Lodewijk Dosfel heeft in zijn geschriften de activistische Groeningerwachten verdedigd mede om hun propaganda voor de vernederlandsing van de Gentse hogeschool in de jaren 1916-1918.

Na de oorlog was het met de Groeningerwachten gedaan. Een poging te Gent in januari 1919 om de wachten weer op te richten werd een maand later afgestraft door inhechtenisneming van de leden.

Literatuur

L. Dosfel, Verzameld Werk, II-III, 1927-1933; 
A. Faingnaert, Verraad of zelfverdediging?, 1933; 
D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991; 
K. van Hoorick, 'Het activisme te Mechelen, 1914-1918', in BTNG, jg. 24, nr. 3-4 (1993), p. 501-527; 
L. Vandeweyer, 'Het activisme in Limburg tijdens de Eerste Wereldoorlog', in Limburg - Het Oude Land van Loon, nrs. 2-3 (1997), p. 97-139 en p. 193-230.

Verwijzingen

zie: Antwerpen-provincie, Antwerpen-stad.

Auteur(s)

Marcel Boey; Pieter van Hees