Goossens, Petrus L.
(Perk 18 juli 1827 – Mechelen 25 januari 1906).
Werd na zijn opleiding aan het Klein Seminarie van Mechelen en het Grootseminarie van Mechelen op 25 december 1850 tot priester gewijd. Goossens was leraar aan het pensionaat in den Bruul te Mechelen van 1851 af, onderpastoor van de Sint-Romboutsparochie in 1855 en werd een jaar later secretaris van het bisdom. Nadat hij gedurende bijna een jaar bisschop was geweest te Namen werd hij op 24 maart 1884 benoemd tot aartsbisschop van Mechelen en op 24 mei 1889 tot kardinaal. In deze functie zette hij zich in voor het behoud van de eenheid in de katholieke partij, die kort na zijn benoeming tot aartsbisschop aan de macht kwam, en die verdeeld dreigde te raken door de sociale en de Vlaamse kwestie. Zijn voornaamste zorg betrof het katholiek onderwijs.
Vanaf het begin van zijn episcopaat te Mechelen kreeg Goossens te maken met steeds Vlaamsbewuster wordende leerlingen en studenten in zijn bisdom, die van 1883 af met steun van onder meer de Nederduitsche Bond van Antwerpen een Landdagbeweging op gang brachten om de vernederlandsing van het katholiek onderwijs te verkrijgen, in navolging van de in 1883 goedgekeurde wet-Edward Coremans- Julius de Vigne op de gedeeltelijke vernederlandsing van het officieel onderwijs. Ten gevolge van de belangrijke steun van de V.B. voor de katholieke partij konden de bisschoppen niet eenvoudig de vergaande eisen van de Landdagbeweging naast zich neerleggen, al ergerde Goossens zich over de bemoeiing van leken met het katholiek onderwijs. In januari 1886 legde hij in naam van het episcopaat een openbare verklaring af waarin de bisschoppen de verzekering gaven van hun goede wil en voor het volgende jaar 'afdoende' maatregelen beloofden om aan de Vlaamsgezinde verzuchtingen tegemoet te komen. In afwachting van die maatregelen vroeg Goossens in een circulaire aan zijn directeurs om suggesties voor de verbetering van het moedertaalonderricht. Op 1 mei 1886 richtte hij zich tot de religieuze oversten van de meisjesscholen met het dringende verzoek het catechismusonderricht te vernederlandsen. In het schooljaar 1886-1887 zette hij, zoals de andere bisschoppen, de eerder gedane beloften in verband met de colleges om in concrete maatregelen: vernederlandsing van het catechismusonderricht, versterking van het moedertaalonderwijs en verbetering van het Nederlands vakonderricht voor Waalse leerlingen. In 1888 voerden de bisschoppen ook een Nederlandstalige leergang strafrecht in aan de Leuvense universiteit.
De bisschoppelijke maatregelen beantwoordden niet aan de hooggespannen verwachtingen van de katholieke flaminganten. Die grepen daarop naar het middel van de wettelijke taaldwang. Het amendement dat Coremans daartoe in 1889 indiende werd het volgende jaar verworpen. Kardinaal Goossens kon niet aan de politieke druk blijven weerstaan, vooral nadat op het einde van 1890 de uitbreiding van het kiesrecht in het vooruitzicht werd gesteld waardoor de positie van de Vlaamsgezinden in de katholieke partij werd versterkt. Die katholieke Vlaamsgezinden bundelden dat jaar hun krachten in de Vlaamsche Katholieke Landsbond, terwijl de scholieren en studenten zich gelijktijdig verenigden in het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond. Beide verenigingen – het Studentenverbond via het Mechelse tijdschrift De Student – lieten grote verontwaardiging horen over de verwerping van het amendement- Coremans door toedoen van de katholieke voorman Charles Woeste en stelden kerkelijke en politieke leiders in scherpe bewoordingen verantwoordelijk voor de sociale kloof die zij instandhielden door de verfransing van het onderwijs.
Naar aanleiding van een rebellerende bijdrage in de augustusaflevering 1891 van Het Belfort trof Goossens maatregelen tegen de studentenbeweging in zijn bisdom. Laatstgenoemd blad werd verboden lectuur op het Grootseminarie en Klein Seminarie en op 5 augustus werd aan de seminaristen, de belangrijkste dragers van de Vlaamsgezinde scholierenwerking, verboden om nog deel te nemen aan land-, gouw- en gemeentedagen of aanwezig te zijn op studentenvergaderingen en andere Vlaamsgezinde bijeenkomsten. Toen de redactie van het studententijdschrift van het aartsbisdom De Student daarop het scherpe pamflet Recht door Zee liet verschijnen werd Joseph Feskens doorgezonden op het Grootseminarie omdat hij ervan verdacht werd aan de publicatie te hebben meegewerkt. Na een consultatieronde bij zijn collegedirecteurs ging Goossens op 4 en 9 april 1892 over tot het uitvaardigen van een pakket van richtlijnen ter vernederlandsing van de middelbare onderwijsinstellingen en nam hij op 7 april verdere maatregelen tegen studentenbeweging van zijn bisdom. De vernederlandsingsrichtlijnen hielden een verbetering in van het moedertaalonderricht, erkenden mogelijkheid van een beperkt pakket van eentalig Nederlandse lessen (lessen Nederlands, Duits, Engels en catechismus) en bevorderden de evolutie naar tweetalige lessen in de meer verfranste colleges van grotere steden en taalgrensgemeenten (tweetalige vakterminologie in de lessen wiskunde, wetenschappen, aardrijkskunde en geschiedenis, Nederlandse vertalingen uit Latijn en Grieks). Ze brachten vele diocesane colleges op nagenoeg hetzelfde vernederlandsingsniveau als de officiële instellingen. De normale omgangstaal in de colleges moest evenwel het Frans blijven. Tegemoetkomend aan de voortdurende eis van de flaminganten dat de leerlingen met het oog op de bestrijding van het socialisme onvoldoende het woord en de pen in de moedertaal leerden hanteren, drong Goossens er bovendien bij de directeurs op aan om lettergilden op te richten in instellingen waar ze nog niet bestonden en bijzondere aandacht te besteden aan Nederlandstalige voordrachtsoefeningen. Met zijn maatregelen van 7 april verbood hij anderzijds aan de leerlingen van het aartsbisdom om nog deel uit te maken van verenigingen buiten het college of aanwezig te zijn op vergaderingen door die verenigingen belegd. Het werd hen ook verboden Vlaamsgezinde publicaties (in het bijzonder De Student) te lezen of er zich op te abonneren. De maatregelen hadden tot gevolg dat de werking van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond werd stilgelegd omdat dat vooral door Antwerpen en Brabant werd gedragen. Ze lokten verontwaardigde reacties uit, vooral nadat de Mechelse collegedirecteur Pierre van Ballaer in december 1892 enkele leerlingen aan de deur zette omdat zij de verbodsbepalingen zouden hebben overtreden. Vanaf 1895 boetten zij aan kracht in en kwam er terug vaart in de studentenbeweging van het aartsbisdom, wat in 1903 zou resulteren in de oprichting van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond. Niettemin had Goossens op 3 april 1897, mogelijk uit vrees dat de beweging in daensistisch vaarwater terecht zou komen, opnieuw een rondschrijven aan de collegedirecteurs gericht waarin hij hen vroeg voortaan tot nader order jaarlijks zijn brief van 7 april 1892 aan de leerlingen voor te lezen bij het begin van de vakanties. Het effect ervan was beperkt.
Toen Coremans in 1901 met een nieuw voorstel de toepassing van de wet van 1883 in zijn zuivere vorm (met weglating van artikel 5) aan zowel het vrij als het officieel onderwijs poogde op te leggen probeerden de jezuïeten vruchteloos de steun van de oude aartsbisschop te krijgen in hun campagne tegen dit 'ongrondwettelijke' voorstel. Pas nadat Désiré Mercier Goossens in 1906 was opgevolgd op de aartsbisschoppelijke zetel zou het initiatief van de strijd tegen een wettelijke taalregeling van de bisschoppen uitgaan.
Literatuur
J. Muyldermans, Zijne Eminentie Kardinaal Petr. Lamb. Goossens XVe aartsbisschop van Mechelen. Zijn leven en zijne werken, 1922;
A. Simon, 'Goossens (Pierre-Lambert)', in BN, XXXIII, 1959, p. 412-418;
R. Boudens, 'Kardinaal Goossens en de Vlaamse beweging', in De Maand, 13 (1970), p. 231-241;
L. Gevers, Kerk, onderwijs en Vlaamse beweging. Documenten uit kerkelijke archieven over taalregime en Vlaamsgezindheid in het katholiek middelbaar onderwijs, 1830-1900 (IUCHG, nr. 89, 1980);
L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), 1987;
id., 'Vertrouwen of dwang. Flaminganten, Jezuïeten en bisschoppen in de strijd rond het taalregime in het onderwijs (1901-1906)', in R. de Smedt (ed.), Mechliniensia in honorem Prof. em. Constantini Van de Wiel septuagenarii (Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, nr. 98, 1994), p. 355-372.