Goedendag, De (1891-1940)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

veertiendaags en later maandelijks overkoepelend orgaan van de Vlaamsgezinde scholierenkringen aan de rijksmiddelbare scholen; verscheen met onderbrekingen van 1891 tot 1940.

De Goedendag startte in oktober 1891 als orgaan van het Vlaamsch Vrijzinnig Studentenverbond. Het verbond ontstond uit bijeenkomsten van verschillende leerlingenkringen vanuit heel Vlaanderen die zich actief wilden inzetten voor "het behoud van de moedertaal" en wilden waken over de toepassing van de taalwet-Edward Coremans-Julius de Vigne (onderwijs) in hun scholen. De geschiedenis van De Goedendag en de evolutie van het overkoepelende verbond (dat verschillende keren van naam veranderde) zijn dus inherent met elkaar verbonden.

Sinds de stichting van het verbond in 1884 waren er pogingen geweest om een overkoepelend tijdschrift uit te geven. Men wou op die manier de verbondenheid tussen de leerlingenkringen verstevigen, verslagen van de landdagen publiceren, letterlievende activiteiten stimuleren en de scholieren op de hoogte houden van de Vlaamsgevoelige materies (vooral dan van de evolutie in de taalwetgeving). Zo had je in 1884 De Schoolgalm, in 1888 Onze Taal en Flandria, maar deze slaagden er niet in om overkoepelend te werk te gaan. De Goedendag groeide in 1891 uit de Brugse scholierenkring Voor taal vereenigd onder impuls van Maurits Sabbe en R. Cardon en werd stilaan het overkoepelende orgaan van het verbond.

Doorheen de geschiedenis van het verbond merkt men de discussie of men het vrijzinnige of onzijdige principe in de statuten zou opnemen. Dit kwam ook tot uiting in de ondertitel en de artikels in De Goedendag. Afhankelijk van generatie tot generatie was ook de zetel van de opstelraad. De eerste drie jaar was die gevestigd in Brugge, vanaf 1894 zou de redactie afwisselend zetelen te Gent, Brussel en Antwerpen, naar gelang van de invloed en betekenis van een bepaalde kring in die tijd. In 1899 waren de activiteiten van het verbond zogoed als nihil en werd De Goedendag overgenomen door drukker-uitgever Cabuy. In 1901 sterft De Goedendag een eerste dood en wordt haar taak overgenomen door een nieuw blad: Jong Leven. In 1903 echter werd de uitgave van dit blad gestaakt en onder invloed van de pas aangesloten leerlingenkring van Mechelen (Voor onze moedertaal) hervatte De Goedendag haar taak. Vanaf 1904 ging men meer en meer contact zoeken met Nederland en sloot bijvoorbeeld de Nederlandse scholierenkring van Amsterdam Nuttig en Aangenaam zich bij het verbond en De Goedendag (als correspondenten) aan. Dit versterkte de Groot-Nederlandse gedachte in het verbond en haar orgaan. In 1905 nam het aantal abonnees toe, doordat een groeiend aantal leerlingenkringen zich bij het verbond aansloten. Maar ook bonden niet aangesloten bij het verbond abonneerden zich op het tijdschrift. Vanaf dan merken we ook op dat de oorspronkelijke grote stimulans vanuit de hoogstudenten begint af te nemen en de scholieren meer en meer zelf initiatieven nemen. Ook kwamen literatuur en kunst meer aan bod en werd er nog weinig gemeld over 'de beweging'. In 1911 komt daarin verandering. De Gentse opstelraad startte toen met de rubriek "Waakt op", waarin men kritiek leverde op de taalwetgeving in het onderwijs. Het orgaan was steeds het goed van een generatie en dat merkt men ook aan de evolutie van het uitzicht. Het eerste nummer bestond uit acht bladzijden, zonder omslag en verscheen om de veertien dagen. In 1905 toen het tijdschrift zich in zijn gloriejaren bevond, bestond het uit 20 bladzijden en een versierde omslag.

Juist voor de Eerste Wereldoorlog was De Goedendag ook het orgaan van de tak Jong-Vlaanderen, de studentenafdeling van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV). Marcel Minnaert vertolkte hun standpunt voor bestuurlijke scheiding in De Goedendag. Tijdens de oorlog zou deze strekking een activistische vereniging Jong-Vlaanderen oprichten, waardoor er naamverwarring ontstond. Onder impuls van Michel van Vlaenderen gaf de studentenbond Jong- Vlaanderen te Antwerpen De Goedendag terug uit. De redactie werd beheerst door enkele radicale jongeren en sprak zich uit voor een jong en onafhankelijk Vlaanderen. Het blad nam steeds meer een activistisch standpunt in en zette zich onder andere in voor de von Bissing Universiteit. In 1916 verscheen een feestnummer: het tijdschrift bestond vijfentwintig jaar en het verbond dertig (men rekende toen vanaf 1886). We krijgen er de ontstaansgeschiedenis en bijdragen van oud-leden.

Na de oorlog hield het tijdschrift eigenlijk op met bestaan. Er zijn wel nog verschillende pogingen geweest om het blad opnieuw te starten, maar geen enkele hield stand. Zo zou bijvoorbeeld Herman van den Reeck in 1919 terug met het blad starten om de jeugdbeweging te stimuleren, maar na twee nummers moest hij zijn initiatief staken. In 1920 werd het verbond terug opgericht en startte De Goedendag haar zesentwintigste jaargang. Daarop volgde er nog één. De achtentwintigste jaargang verscheen in 1925. De Goedendag was toen het orgaan van het Nationalistisch Studentenverbond, maar hield het ook maar enkele nummers uit. Een andere poging tot heruitgave vinden we in 1939. Toen wou de Vlaamsche Bond der Antwerpse Athenea Ontwikkeling met Frans Boudoin en in samenwerking met de leerlingenkring Kentering (Mechelen-Leuven) het tijdschrift nieuw leven inblazen. Men kwam echter maar tot vier nummers. Een laatste poging tot heruitgave vinden we in 1940, opnieuw als orgaan van Ontwikkeling en het Vlaamsch Studentenverbond (VSV) en met Herman Pauwels als redacteur. Deze nam de oude jaargangnummering over en begon de 49ste jaargang. Na vier nummers mislukte echter ook deze laatste poging.

Literatuur

feestnummer van De Goedendag (1916); - - V. van den Berghe, 'Het studententijdschrift De Goedendag', in WT, jg. 31, nr. 3, (1972), p. 141-152; 
D. van Acker, Het activistisch avontuur, 1991.

Auteur(s)

Sandra Maes