Godsvrede

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

middeleeuws begrip dat een schorsing van de vijandelijkheden tussen verschillende partijen inhoudt. In de geschiedenis van de V.B. werd het begrip op verschillende tijdstippen en met betrekking tot verscheidene problematieken gehanteerd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog riep koning Albert I alle Belgen op hun tegenstellingen te begraven om eensgezind een union sacrée te vormen tegen de Duitse invaller. Deze Godsvrede kwam al snel onder druk te staan door conflicten tussen Franstaligen en Vlaamsgezinden in het bezette land, aan en achter het IJzerfront. Een vleugel van de V.B. in het bezette land wilde politiek bedrijven door middel van een collaboratie met de bezetter. Deze 'activisten' verweten de flaminganten die niet collaboreerden vast te houden aan een Godsvrede die door de Belgische regering en de Franstaligen niet gerespecteerd werd. Ze werden smalend 'passivisten' genoemd. In feite ondernamen vele zogenaamde passivisten Vlaamsgezinde acties en hadden zodoende de facto de Godsvrede doorbroken. De werkelijke scheiding tussen activisme en passivisme was niet de respectering van de Godsvrede, maar het al of niet collaboreren met de Duitse bezetter.

Bij de Vlaams-nationalistische Frontbeweging van Vlaamse soldaten aan het IJzerfront kreeg Godsvrede een andere inhoud. Het betekende het opzijzetten van alle politieke geschillen om "Zelfbestuur" voor Vlaanderen te bekomen. De Frontpartij, die na de oorlog uit de Frontbeweging ontstond, balde haar programma samen in drie begrippen: Zelfbestuur, Nooit meer oorlog en Godsvrede. Het Godsvredeprincipe kwam onder druk te staan door de tegenstelling tussen katholieken en vrijzinnigen. Om principiële en om electorale redenen wilden vele tenoren van de partij een katholiek Vlaams-nationalistische partij. Van 1925 af ontstonden zo diverse regionaal georganiseerde katholieke Vlaams-nationalistische partijen. Alleen in Antwerpen hield de Frontpartij vast aan het Godsvredeprincipe.

De discussie tussen katholieke en Godsvrede-Vlaams- nationalisten kreeg tegen het einde van de jaren 1920 een nieuwe dimensie. Het debat verlegde zich van de opportuniteit van een uitgesproken standpunt in geloofszaken naar de wenselijkheid van politiek pluralisme en bij uitbreiding van de politieke democratie. Mede door de economische en sociale crisis en de trage wettelijke en feitelijke vernederlandsing van Vlaanderen, groeide in de jaren 1930 in het Vlaams- nationalisme pijlsnel de opvatting dat democratie en pluralisme de baan moesten ruimen voor een Nieuwe Orde op autoritaire basis. Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (1931) en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV, 1933) werden op die basis gesticht. De Antwerpse Frontpartij en enkele geïsoleerde Vlaams-nationalisten elders hielden vast aan het Godsvredestandpunt. Voor de enen betekende dat een principieel standpunt tegen wat zij als fascistische opvattingen beschouwden, voor anderen betekende het dat alle standpunten aangaande de maatschappelijke inrichting ondergeschikt moesten blijven aan het Vlaams- nationalistische streven. In 1934 werd een Godsvredefederatie opgericht tegen het VNV. Maar toen de Antwerpse Frontparij desintegreerde, verloor ze haar betekenis.

Na de oorlog werd op de jaarlijkse IJzerbedevaarten het zogenaamde testament van de Frontbeweging gebald verwoord in de noties Zelfbestuur, Nooit meer oorlog en Godsvrede. Toen in 1991 het IJzerbedevaartcomité deze woorden 'hertaalde' in "Vrijheid, Vrede en Verdraagzaamheid", stak in de rechtervleugel van het Vlaams-nationalisme, en met name in het Vlaams Blok, een storm van protest op omdat de notie verdraagzaamheid beschouwd werd als een afkeuring van zijn rechts-radicale politieke standpunten en zijn xenofobische standpunten ten opzichte van niet-Europese immigranten.

Auteur(s)

Bruno de Wever