Gilson, Arthur

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Antwerpen 27 februari 1915).

Zijn ouders waren afkomstig uit Haine-St-Pierre (Wallonië). Gilson volgde humaniora aan het Sint-Michielscollege te Brussel en werd na studies aan het Institut Saint-Louis (Brussel) en de Université catholique de Louvain doctor in de rechten (1938). Hij liep stage bij de liberale volksvertegenwoordiger Albert Devèze aan de balie van Brussel en stapte in de politiek. Hij werd gemeenteraadslid te Etterbeek (1946-1958) en te Elsene (1958-1964), in 1946 secretaris van de parlementaire groep van de Christelijke Volkspartij (CVP), van 1946 tot 1968 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel, van 1958 tot 1961 minister van landsverdediging en van 1961 tot 1965 minister van binnenlandse zaken en van het openbaar ambt. In die hoedanigheid speelde hij een belangrijke rol in de bestuurstaalwetgeving van 1963.

Na de Vlaamse Marsen op Brussel in 1961 en 1962 en verschillende protestbetogingen in Luik en in de Voerstreek, zag de toenmalige regering zich genoodzaakt een oplossing te zoeken voor de communautaire spanningen. Als minister van binnenlandse zaken maakte Gilson werk van een aantal ontwerpteksten betreffende het gebruik van de talen in bestuurszaken. Het eerste wetsontwerp bereidde de culturele autonomie van de gemeenschappen voor en voorzag in het definitief vastleggen van de taalgrens (1962). Een aantal taalgrensgemeenten (Komen, Moeskroen) zouden als gevolg van de wet overgeheveld worden van de provincie West- Vlaanderen naar Henegouwen, een aantal andere (in de Voerstreek) van Luik naar Limburg. Het tweede wetsontwerp had betrekking op de taalregeling in de Brusselse agglomeratie.

De ontwerpen sloten gedeeltelijk aan bij de conclusies van het Centrum-Harmel. Een andere inspiratiebron voor Gilson waren de voorstellen opgenomen in het CVP-Parti Social Chrétien (PSC)-vergelijk van Oostende. De regeringsontwerpen kwamen in belangrijke mate tegemoet aan de Vlaamse eisen, zowel inzake bestuurlijke tweetaligheid als inzake onderwijs. Gilson was immers overtuigd van de brugfunctie die Brussel diende te vervullen in de dialoog tussen Vlaanderen en Wallonië, wat betekende dat er rekening moest gehouden worden met een aantal fundamentele eisen aan Vlaamse kant.

De wetsontwerpen-Gilson maakten verschillende fasen door. In een eerste parlementaire fase volgden hevige debatten tussen de harde Vlaamse CVP-kern en de Franstalige katholieken, die zich tegen de voorgestelde regeling voor de taalgrens- en faciliteitengemeenten keerden. Na de tweede Mars op Brussel werden de regeringsontwerpen aan het parlement onttrokken en besproken in een Contactcommissie waarin de partijleiders rechtstreeks participeerden. De faciliteitenregeling bleef een schijnbaar onoverkomelijk struikelblok tot premier Theo Lefèvre een doorbraak forceerde en na een door de koning geweigerd ontslag van zijn regering, via geheim overleg op topniveau een akkoord kon afdwingen. De parlementaire ratificatie van de wetsontwerpen was in minder dan één week rond. Het eerste wetsontwerp met betrekking tot de afbakening van de taalgebieden werd in de parlementaire commissie van binnenlandse zaken eensgezind aangenomen. Het tweede wetsontwerp betreffende het gebruik van de talen in bestuurszaken werd in de commissie van binnenlandse zaken unaniem aangenomen op twee onthoudingen na. De wet zelf werd in de Kamer gestemd in juli 1963 met 157 tegen 33 stemmen, in de Senaat met 122 tegen 14 en 7 onthoudingen.

Bij de verkiezingen van 1965 werd Gilson op de CVP-PSC-lijst naar een onverkiesbare dertiende plaats verwezen, maar dankzij bijna 14.000 voorkeurstemmen, waaronder veel stemmen van Vlamingen, toch verkozen. Bij de Kamerverkiezingen van 1968 werd hij op de tweetalige (onofficiële) CVP-PSC-lijst van Paul vanden Boeynants geweerd. Dat was het einde van zijn parlementaire loopbaan.

Literatuur

E. Witte, 'Hertoginnedal 1963-1988. Ontstaan en evolutie van een taalcompromis', in Taal en Sociale Integratie, XII, 1988, p. 19-36; 
H. Gaus (ed.), Politiek Biografisch Woordenboek, 1989; 
E. Witte, 'Faciliteiten voor taalminderheden in de Brusselse rand. Een analyse van hun totstandkoming', in Brusselse thema's, I, 1993, p. 168-209.

Auteur(s)

Anja Detant