Gijssels, Willem

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Dendermonde 23 april 1875 – Antwerpen 5 februari 1945). Neef van Emanuel Hiel, zwager van Herman Teirlinck.

Was een van de negen kinderen van een marmerhouwer. Vroeg wees geworden, groeide Gijssels sinds 1889 op te Brussel, waar hij tot 1891 de middelbare school bezocht; hij had er de Vlaamsgezinde Limburger Jan-Matthijs Brans als leraar. In 1891 werd hij leerjongen in een kunstbloemenzaak en het volgende jaar vertrok hij naar Engeland als klerk, later als beambte, bij de Great Eastern Railway; in die hoedanigheid woonde hij in de jaren 1890 – onder meer als tolk in Liverpool Street Station – een tijdlang in Londen. In 1918 verliet hij België als activist; hij woonde onder meer in Den Haag als dagbladcorrector (La Gazette de Hollande) en privé-leraar. In 1921 vestigde hij zich in Antwerpen en werd er klerk bij een scheepvaartbedrijf; in 1931 werd hij op voorspraak van Emmanuel de Bom en door toedoen van Willem Eekelers aan de Stadsbibliotheek verbonden en in 1933 aan het toen pas opgerichte Museum van de Vlaamsche Letterkunde. Op 11 december 1944 werd hij bij ordemaatregel geschorst.

Gijssels debuteerde zeer jong met verzen in lokale bladen, onder meer in de Gazette van Dendermonde en (na 1895) in De Waarheid (Turnhout), en in Vlaamsch en Vrij (1893), onder het pseudoniem van Willy Wielants. In Engeland schreef hij het gedicht Vlaanderen ("'t Zijn weiden als wiegende zeeën"), dat in 1912 door Renaat Veremans op muziek werd gezet en daardoor populair zou worden. Voor en na de eeuwwisseling leefde Gijssels volop in het Vlaams-Brusselse artistieke milieu; hij werd in 1900 lid van De Distel en richtte drie jaar later de bedrijvige kunstkring Doe Stil Voort op. In dezelfde periode was hij met Arthur Wilford, Floris T'Sjoen en andere Brusselse vrienden betrokken bij muzikale initiatieven, zoals de uitgave Het Vlaamsche Lied, de Vlaamsche Muziekschool en de Liederavonden voor het volk. Nadat hij bij de ontvangst van koningin Wilhelmina te Brussel op 27 juli 1911, waarbij nagenoeg alles in het Frans verliep, het brein was geweest van een groep die van op het Vlaamsch Huis aan de Grote Markt een spandoek met de tekst "Spreek uw taal" had neergelaten, was zijn naam als flamingant gemaakt; sinds hij op 15 november 1915 als 'schrijver' namens het Nationaal Vlaamsch Verbond een Open Brief aan de Koning had ondertekend, waarin de administratieve sancties tegen René de Clercq en Antoon Jacob werden aangeklaagd, gold hij als activist. Sinds 1916 leidde hij ook het voordien door Octaaf Steghers geredigeerde, uitgesproken activistische weekblad Vlaamsch Leven, waarin tal van jongeren debuteerden.

Gijssels schreef honderden gelegenheidsgedichten (bijvoorbeeld in 1919 een aan August Borms gewijd gedicht onder het pseudoniem van W. Strybits), onder andere als Salamander in het weekblad Tybaert de Kater; hij schreef cantates (Conscience herdacht, muziek van August de Boeck, 1912; Rodenbach ter eere, muziek van Jef van Hoof, 1931), liederen, op muziek gezet door Emiel Hullebroeck, en vele andere; hij schreef ook het Lied van het Algemeen Nederlandsch Verbond (muziek van Hullebroeck, 1908), het IJzerbedevaartlied O Kruis van den IJzer (muziek van Van Hoof, 1924), het Staplied van de Vlaamsche Toeristenbond (muziek van Veremans, 1931), de Van Gansen-Marsch (1942), en de door Veremans gecomponeerde liederen voor de Vlaamse films De Witte (1934) en Uilenspiegel leeft nog (1935). Na zijn aanstelling in gemeentelijke dienst te Antwerpen maakte hij (onder meer op verzoek van burgemeester Camille Huysmans) ook tal van gelegenheidsgedichten voor patriottische plechtigheden, hetgeen hem dan weer van nationalistische zijde (onder andere door het weekblad Reinaert) kwalijk werd genomen. Niettemin werd hij in 1944, als begunstigde van de Commissie tot uitvoering van de herstelverordening van 6 september 1940, de zogenaamde Bormscommissie, bij ordemaatregel door burgemeester Huysmans uit de gemeentedienst geschorst. In 1953 werd een straat op de Antwerpse Linkeroever naar hem genoemd; in 1955 werd zijn graf overgebracht naar het erepark van de begraafplaats Schoonselhof.

Werken

Wandelingen, 1903; 
Van Bosch en Boom, 1927; 
Liederen, 1927; 
Zij zingen, 1928; 
Leven en Droom, 1935; 
Een vedel in den avond (bloemlezing), 1972.

Literatuur

Willem Gijssels LXV. Stemmen over den dichter in bonte volgorde, 1941; 
L. Baekelmans, Ontmoetingen, 1951; 
G. Schmook, Al moeite om niet, 1966; 
L. Simons, 'Willem Gijssels', in Een vedel in den avond, 1972; 
id., Een graf in Westende, 1993.

Verwijzingen

zie: links-radicalisme.

Auteur(s)

Ludo Simons