Gijsen, Norbert (ook Norbrecht)

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Antwerpen 14 maart 1883 – Leuven 22 september 1971).

Studeerde na middelbaar onderwijs aan het Klein Seminarie van Sint-Niklaas rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven en promoveerde in 1907. Daarop vestigde Gijsen zich in die stad als advocaat en werd in die hoedanigheid bij de Belgische Boerenbond de rechterhand van Emiel Vliebergh. Van 1910 tot 1935 was Gijsen lid van het hoofdbestuur van de Boerenbond. Toen hij in 1914 als lid van de Leuvense burgerwacht naar Duitsland werd gedeporteerd, kon hij dankzij een tussenkomst van de Boerenbond nog voor het jaareinde naar Leuven terugkeren. Bij de dood van Vliebergh in 1925 werd Gijsen afgevaardigd bestuurder van de Middenkredietkas (Boerenbond) en bleef dat tot 1935; in diezelfde jaren was hij afgevaardigd bestuurder van de Assuranties van de Boerenbond. Nadien bleef hij nog vijftien jaar als juridisch adviseur bij de Boerenbond.

Gijsen was van in zijn studententijd flamingant en behoorde toen tot de kring van August Laporta en diens blad De Student. Met Vliebergh en Karel de Wals had hij de dagelijkse zorg van het in 1906 opgerichte weekblad Hooger Leven; van 1908 af was hij er de feitelijke hoofdredacteur van. In datzelfde jaar werd hij, als aanbrenger van beginkapitaal, de drijvende kracht achter de oprichting van het damesblad De Lelie. Voorts was hij lid van de club Eigen Leven (1906-1914), ontplooide hij een grote bedrijvigheid – onder meer als voorzitter vanaf 1908 – in Volksontwikkeling en was zeer actief bij de in 1907 te Leuven opgerichte Nederlandsche Vacantieleergangen; hiervan was hij sedert 1909 penningmeester en sedert 1921 lid van het organiserend comité.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Gijsen 'passief' (passivisme) en nam, mede namens Vliebergh, op 12 juni 1916 op de vergadering te Brussel van het Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond stelling tegen de von Bissing Universiteit. Na de oorlog werd hij lid van het dagelijks bestuur van de Katholieke Vlaamsche Landsbond en beïnvloedde zo in het Leuvense de politieke keuze van menig katholiek flamingant. Hij was toen ook bedrijvig in het Davidsfonds (onder meer voor de Keurboekerij) en in de Vlaamse Leergangen te Leuven, waarvan hij in 1930 hoofdbestuurslid werd.

Gijsen behoort in de V.B. tot de groep van de onmisbare, toegewijde werkers. Steeds Vlaamsgezind in de lijn van Laporta, Belpaire, Vliebergh, Frans van Cauwelaert, deed hij zijn vele werk liefst achter de schermen en meestel anoniem, "als advocaat met een eremijtenziel, onvindbaar overal waar veel volk samenloopt, maar wroetend al maar door" (J. van Herck).

Literatuur

J. van Herck, 'Een kwart eeuw Vlaamsche kultuur. Verslag over de werking van den "Vliebergh-leergang" 1907-1932', in De Vliebergh-Leergang in 1932 bij zijn 25- jarig bestaan, z.j., p. 21-39; 
J. Salsmans, Prof. Dr. Emiel Vliebergh (1872-1925). Biografische aanteekeningen, 1945; 
J. Olaerts, Het katholieke weekblad "Hooger Leven" (1906-1914) en de Vlaamse Beweging, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1973; 
L. van Molle, Ieder voor allen. De Belgische Boerenbond 1890- 1990 (KADOC-studies, nr. 9, 1990).

Auteur(s)

Reginald de Schryver