Geen Taal Geen Vrijheid

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

vanaf 1877 tot heden de kenspreuk van de Vlaamse studentenkring van de Brusselse universiteit.

Als studentenkring ijverde Geen Taal Geen Vrijheid voor het gebruik van het Nederlands in de Belgische maatschappij en voor Nederlandstalige leergangen aan de Université libre de Bruxelles (ULB). Na een sterke bloeiperiode in de jaren 1880 raakte de vereniging tot de Eerste Wereldoorlog in de ban van het cultuurflamingantisme. Daarna verdween ze nagenoeg; ze kon pas in de jaren 1930 weer een actieve rol spelen. Hoewel de kring zich tijdens de Tweede Wereldoorlog anti-Duits opstelde en verschillende leden bij het verzet gingen, werd na de bezetting hun streven voor vervlaamsing aan de ULB met weinig enthousiasme onthaald. Tijdens de tweede helft van de jaren 1950 vonden de studenten wel gehoor bij de universitaire overheid. Zij evolueerden dan tot een koepelorganisatie van de Nederlandstalige studentenkringen aan de ULB en zouden zich tot 1969 voor de definitieve verdubbeling van de universiteit blijven inzetten.

De studentenkring veranderde verscheidene keren van naam (1877: Vrijzinnige Studentenkring; 1880: Vlaamschen Studentenkring van Brussel; 1882: Vlaamschen Vooruitstrevende Studentenkring Brussel; 1929: Vlaamsche Studiegroep; 1932: Vrijzinnig Vlaams Hoogstudentenverbond; circa 1955: Brussels Studentengenootschap) maar houdt de spreuk altijd als tweede naamdeel. De eerste twee woorden (Geen Taal) dienden als roepnaam van de kring tot kort na de Tweede Wereldoorlog.

Uit het programma en de geloofsbelijdenis van de kring, opgesteld door het uittredend en nieuw bestuur in de zomer van 1886 (Gustaaf Schepens, Louis de Veen, Maurits Josson, Herman Hiel, Gustaaf Schamelhout en anderen), weten we welke diepere betekenis de 19de-eeuwse studenten aan hun kenspreuk gaven. Het grondbeginsel was dat het 'Vlaams' de enige officiële taal van de staat zou zijn in het Vlaamse land. Men wilde dit ten eerste toegepast zien in de wetgevende Kamers, de provincie- en gemeenteraden enzovoort waar men eiste dat de vertegenwoordigers van de Vlaamse streken de Nederlandse taal zouden spreken en dat alleen de Nederlandse tekst van de beslissingen geldig zou zijn (bestuur). Ten tweede moest het grondbeginsel gelden voor alle besturen in het Vlaamse land en moest het leger daar in het Nederlands ingericht en onder Vlaams bevel geleid worden. Men vroeg bovendien dat het onderwijs in al haar geledingen in Vlaanderen in het Nederlands gegeven zou worden. Ten derde eiste men dat alle rechterlijke zaken in het Nederlands zouden behandeld worden, op die plaatsen waar dit de volkstaal was (gerecht).

In de geloofsbelijdenis wordt aangeduid hoe het tweede deel van de spreuk, de vrijheid, moet geïnterpreteerd worden. Men koppelt de taalidee aan de vrijheidsidee en het volksbelang. De studenten onderscheiden, volkomen in de geest van het nationalisme van de 19de eeuw, een "Vlaamsch Volk", met een "vaderlandsch gevoel", hoewel niet gespecificeerd werd welk dat vaderland (Vlaanderen, België, de Nederlanden?) was. Het vaderlands gevoel werd beschouwd als een middel tegen ontaarding en ondergang en als garantie voor burgerdeugd, ontwikkeling en verbetering, stoffelijk en verstandelijk heil. Minachting van een volk voor zijn taal was de eerste stap naar ontaarding. De "vrijheid" uit de spreuk werd dan direct geassocieerd met zelfstandigheid en onafhankelijkheid (tegenover geestelijke en materiële onderdrukking door Franstaligen), met respect voor de Vlaamse aard (eigen oorsprong, volksgevoel, taal en zeden), met ontwikkeling van het verstandsvermogen en algemene ontwikkeling (onderwijs in de eigen taal). De studenten zagen het als hun taak om voor deze ontwikkeling en dus vrijheid te strijden. "De taak der negentiende eeuw is de heropbeuring der mindere standen en der miskende nationaliteiten, waarvan, voor beide, de belangen en zelfs het bestaan, te midden der grootsche hervormingen van het vorige tijdvak, over het hoofd gezien werden. Op ons, die door het lot aangewezen zijn om tot een hoogeren graad van kennis dan vele onzer tijdgenoten te klimmen, en hoogere bedieningen in de samenleving te bekleeden, weegt zwaarder de plicht, om in onze handelsfeer, tot de oplossing van de hedendaagsche maatschappelijke vraagpunten mede te werken" (Guldenboek, p. 32-33). Dit sociale aspect van het ideeëngoed van de kring, dat in de geloofsbelijdenis verder werd uitgewerkt en ook in de activiteiten tot uiting kwam, inspireerde en beïnvloedde verscheidenen van haar leden, zoals onder meer Lodewijk de Raet.

Men kan zich afvragen welke vorm van politiek liberalisme de studenten met hun opvatting van vrijheid volgden. In oktober 1884 vulde men de spreuk en naam "Geen Taal Geen Vrijheid" aan met de kreet "Clauwaert en Geus". Dit, maar ook de stellingen uit de geloofsbelijdenis en het programma van de kring, wijzen op een invloed van de ideeën die Julius Vuylsteke neerschreef in zijn La question flamande et le libéralisme (1861). Dit wil niet zeggen dat de studentenkring even radicaal de absolute scheiding tussen katholieke en liberale flaminganten voorstond. Vanaf de tweede helft van de jaren 1880 tot het begin van de Eerste Wereldoorlog huldigde men het principe "eerst Vlaming, dan Liberaal" en volgde men doorgaans de ideeën van de Landdagbeweging en die van de verschillende Brusselse Vlaamse verenigingen die traditioneel samenwerking tussen alle Vlamingen, zonder onderscheid van politieke partij, propageerden. Een voorgenomen actie met de confraters van de Leuvense universiteit (1886) draaide echter op niets uit. Hoewel de kring zich meermaals manifesteerde als antiklerikaal, bleef men toch samenwerken met Vlaamse andersdenkenden en was de kring medeoprichter van het Verbond der Vlaamsche Maatschappijen (1907) en werkte ze samen met het Nationaal Vlaamsch Verbond (1913).

Het ideeëngoed achter Geen Taal Geen Vrijheid wordt mooi verwoord in het refrein van het lied dat de kring tussen 1885 en de Eerste Wereldoorlog zong:

"'t Neerlandsch boven, 't Neerlandsch boven!

Niemand zal die taal berooven

van haar recht, haar glans en eer,

't Neerlandsch boven, 't Neerlandsch boven!

Zonder Taal Geen Vrijheid meer."

De organisatorische ontwikkeling van Geen Taal Geen Vrijheid werd uiteengezet in het overzichtsartikel over de studentenbeweging in Brussel.

Verwijzingen

zie: studentenbeweging Brussel.

Auteur(s)

Frank Scheelings